Uitspraak
[X] B.V. te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 20 januari 1992 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een besloten vennootschap tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1989 tot en met 31 december 1989, waarbij een bedrag van f 816,-- was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarna de belanghebbende in cassatie ging. De Hoge Raad diende te beoordelen of de regeling voor kleine ondernemers, zoals neergelegd in artikel 25, lid 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968, ook van toepassing is op rechtspersonen, en niet alleen op natuurlijke personen. Het Hof had deze vraag ontkennend beantwoord, wat leidde tot de cassatieprocedure. De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat de regeling voor kleine ondernemers niet van toepassing is op rechtspersonen. Tevens wordt bepaald dat het bedrag dat door de Griffier van de Hoge Raad aan de belanghebbende moet worden terugbetaald, ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof, f 150,-- bedraagt. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de belastingwetgeving en de toepassing van de regeling voor kleine ondernemers.