Uitspraak
Eerste Kamer
Nr. 15.170
HV
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: Mr. P. Garretsen,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: Jhr. Mr. J.L.R.A. Huydecoper.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Leijten strekt tot verwerping van het beroep.
In het bestreden vonnis heeft de Rechtbank overwogen, kort samengevat, dat het gehuurde geschikt en ingericht is als woonruimte, en dat aan te nemen valt dat de ruimte vóór de verhuur aan [verweerder] als woning in gebruik was (rov. 11), alsmede dat de namens [eiseres] optredende makelaar [A] B.V. de ruimte heeft verhuurd met de bestemming overeenkomstig het doel waarvoor zij was ingericht en voorheen gebruikt, namelijk als woning, en dat onder deze omstandigheden geen betekenis toekomt aan het gebruik in het huurcontract van de woorden "bedrijfsruimte", "werkatelier" of "werkstudio", nu de makelaar op een desbetreffende vraag van [verweerder] heeft geantwoord dat dit gemakkelijker was, dat dit de manier van werken was en dat het niets uitmaakte (rov. 12). Op grond van een en ander heeft de Rechtbank geoordeeld dat sprake was van huur van woonruimte.
Aldus overwegende heeft de Rechtbank klaarblijkelijk de hiervoor weergegeven maatstaf toegepast. Het eerste onderdeel faalt derhalve voor zover het dit oordeel als rechtens onjuist bestrijdt. Ook overigens is het onderdeel tevergeefs voorgesteld, aangezien het oordeel van de Rechtbank berust op een waardering van omstandigheden van feitelijke aard die niet onbegrijpelijk is en in cassatie niet verder kan worden getoetst.
24 december 1993.