Uitspraak
25 juni 1993.
Hoge Raad
In deze zaak vorderden de huurders, Sipke Minnes, Gesina Hermina Meijer en Johannes Carolus Maria Meijer (hierna: Minnes c.s.), de ontbinding van een huurovereenkomst met de verhuurster, Lindenweerd Enter B.V., en schadevergoeding op grond van wanprestatie. De huurovereenkomst betrof een camping en de huurders stelden dat de verhuurster tekort was geschoten in haar verplichtingen, wat leidde tot een terugloop van campinggasten. De Kantonrechter te Almelo had in eerdere instanties al een comparitie van partijen gelast en Lindenweerd bewijs opgedragen. De Rechtbank bekrachtigde het vonnis van de Kantonrechter en verwees de zaak terug voor verdere afdoening.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van eigen schuld aan de zijde van Minnes c.s. De verhuurster had onvoldoende bewijs geleverd dat de schade mede het gevolg was van de acties van de huurders. De Hoge Raad bevestigde dat de verplichting van de verhuurder om 'rustig genot' te verschaffen ook de goodwill van de camping omvatte. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Lindenweerd en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Minnes c.s. op nihil werden begroot.