ECLI:NL:HR:1992:ZC5148

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 1992
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
28374
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. van der Linde
  • J. Bellaart
  • A. Korthals Altes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vennootschapsbelasting en goed koopmansgebruik bij afwaardering onroerende zaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1985. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar bedrag van f 158.570,--, na vermindering van belasting met investeringsbijdragen. Na bezwaar werd de aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verlaagde de aanslag. De belanghebbende ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof.

De Hoge Raad beoordeelt in cassatie of de boekwaarde van een onroerende zaak, die door de belanghebbende was aangeschaft en later gesloopt, correct is vastgesteld. De belanghebbende stelde dat de boekwaarde moest worden verminderd met het bedrag dat aan de gesloopte opstal was toegerekend. De Hoge Raad oordeelt echter dat de kostprijs van het nieuwe gebouw moet worden vastgesteld op basis van de boekwaarde van het gesloopte gebouw, vermeerderd met de kosten van de nieuwbouw. De Hoge Raad concludeert dat de onderdelen van het cassatiemiddel die deze opvatting bestrijden, niet slagen.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de enkele omstandigheid dat de belanghebbende stelt dat er sprake is van een miskoop, niet voldoende is om aan te nemen dat de bedrijfswaarde van het in aanbouw zijnde bedrijfsmiddel lager is dan de aanschaffingskosten. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bepaalt dat het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag aan de belanghebbende wordt terugbetaald.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde kamer
Nr. 28.374
28 oktober 1992
MD
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] B.V.te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 8 mei 1991 betreffende de haar voor het jaar 1985 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1985 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 158.570,-- onder vermindering van de belasting met investeringsbijdragen ten bedrage van f 61.894,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat die uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 158.570,--, onder vermindering van de belasting met investeringsbijdragen ten bedrage van f 74.410,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
Belanghebbende kocht op 14 maart 1985 ten behoeve van haar onderneming een onroerende zaak, bestaande uit herenhuis en ondergrond te [Z] voor een bedrag, inclusief kosten, van f 208.792,--, waarvan een bedrag van f 82.792,-- moet worden toegerekend aan de opstal. In november 1985 heeft belanghebbende de opstal laten slopen en de bouw van een nieuw kantoorgebouw op de vrijgekomen grond aanbesteed, welk gebouw op 1 december 1986 door belanghebbende is in gebruik genomen.
In geschil is of ter bepaling van de boekwaarde van dit bedrijfsmiddel de aanschaffings- c.q. voortbrengingskosten, ultimo 1985 bedragende f 284.256,--, met voornoemd bedrag van f 82.792,-- moeten worden verminderd, zoals belanghebbende voorstaat en de inspecteur bestrijdt.
3.2. Het middel berust in zijn eerste drie onderdelen op de opvatting dat de omstandigheid dat de aanvankelijk aanwezige opstal is gesloopt, ertoe moet leiden dat de boekwaarde van de onderhavige onroerende zaak dient te worden gesteld op de kostprijs, verminderd met het aan de gesloopte opstal toe te rekenen gedeelte van die kostprijs. Deze opvatting kan echter niet als juist worden aanvaard. Indien een bestaand gebouw wordt gesloopt ter wille van de stichting van een nieuw gebouw wordt de kostprijs van het aldus verkregen nieuwe bedrijfsmiddel gevormd door de boekwaarde van het opgeofferde gebouw - met inbegrip van de grond - vermeerderd met hetgeen overigens aan de bouw ten koste is gelegd. In zoverre kunnen de onderdelen derhalve niet slagen.
3.3. Indien de overeenkomstig het onder 3.2 overwogene bepaalde kostprijs van het nieuwe gebouw de bedrijfswaarde van dit gebouw overtreft, laat goed koopmansgebruik toe de boekwaarde daarvan dienovereenkomstig te verminderen.
Met zijn overweging volgens welke belanghebbende tegenover de betwisting van de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bedrijfswaarde van het bedrijfsmiddel ultimo 1985 lager was dan f 284.256,--, heeft het Hof zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat belanghebbende geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt, die bij de beoordeling van de waarde van het in aanbouw zijnde bedrijfsmiddel tot een lagere waardering dan het laatstgenoemde bedrag zouden leiden.
Dit oordeel kan als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk in cassatie niet met vrucht worden bestreden, zodat de eerste drie onderdelen van het middel falen voor zover zij dit oordeel bestrijden.
3.4. Het vierde onderdeel keert zich tegen 's Hofs oordeel volgens hetwelk de enkele omstandigheid dat, naar belanghebbende stelt, te dezen sprake is van een miskoop, niet tot gevolg heeft dat ultimo 1985 het in aanbouw zijnde bedrijfsmiddel een bedrijfswaarde heeft, die lager is dan de aanschaffings- c.q. voortbrengingskosten ervan. Anders dan het onderdeel aanvoert, dwingt de omstandigheid dat na de koop is gebleken dat de bouwkundige toestand van het pand zodanig was, dat sloop van het bestaande en de bouw van een nieuwe opstal de voorkeur verdiende boven restauratie van het bestaande gebouw, niet tot de gevolgtrekking dat de bedrijfswaarde van het gekochte lager was dan de daarvoor betaalde prijs. Ook dit onderdeel faalt derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Bepaalt dat door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende wordt terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van f 150,--.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren Bellaart en Korthals Altes, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, in raadkamer van 28 oktober 1992.