ECLI:NL:HR:1992:ZC5099

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 1992
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
28469
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M. Mijnssen
  • A. Urlings
  • H. Herrmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemverontreiniging en onroerend-goedbelastingen in de gemeente [Z]

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente [Z] voor het jaar 1984. De belanghebbende, [X] [Z], had aanslagen ontvangen op basis van het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat 1] te [Z]. De aanslagen waren opgelegd naar een heffingsgrondslag van ƒ 119.000,--. Na bezwaar tegen deze aanslagen, handhaafde de Directeur van de Dienst Financiën van de gemeente [Z] de aanslagen. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat de aanslagen heeft vernietigd en verlaagd tot een heffingsgrondslag van ƒ 59.500,--.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van het Hoofd van de sector vorderingen en incasso van de gemeente [Z] behandeld. In de beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de bodemverontreiniging een relevante factor is in het economische verkeer. Dit oordeel is van belang voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer, zoals bedoeld in artikel 273, derde lid, van de Gemeentewet. De Hoge Raad heeft de klachten van de gemeente, die onder andere stelden dat het Hof een verkeerde opvatting had over de waarde van de onroerende zaak, verworpen. De klachten onder 1, 3, 4, 5 en 6 konden evenmin tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Het arrest is gewezen door de raadsheer Mijnssen als voorzitter, en de raadsheren Urlings en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer op 16 september 1992. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde kamer
nr. 28.469
16 september 1992
SK
Arrest
Gewezen op het beroep in cassatie van
het Hoofd van de sector vorderingen en incassovan de
gemeente [Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 4 september 1991 betreffende na te melden aan
[X]te
[Z]
voor het jaar 1984 opgelegde aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente [Z].
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1984 wegens het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z], op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerend-goedbelastingen van de gemeente [Z] opgelegd naar een heffingsgrondslag van ƒ 119.000,--, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Direkteur van de Dienst Financiën van de gemeente [Z] zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de direkteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslagen verminderd tot bedragen berekend naar een heffingsgrondslag van f 59.500,--.
2. Geding in cassatie.
Het Hoofd heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten.
3.1 Het Hof heeft het volgende vastgesteld: Belanghebbende had op 1 januari 1984 het genot krachtens zakelijk recht en het feitelijk gebruik van een woning, welke lag in een wijk waar op 1 januari 1982 - de peildatum - in de grond giftige stoffen aanwezig waren.
3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de onderhavige verontreiniging een factor is die in het economische verkeer van belang is. Daarmee heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat met die factor rekening dient te worden gehouden bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer als bedoeld in artikel 273, derde lid, van de gemeentewet. Dat oordeel is juist. De klacht onder 2 die uitgaat van een andere opvatting faalt derhalve.
3.3 De klachten onder 1, 3, 4, 5 en 6 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing.
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer Mijnssen als voorzitter, en de raadsheren Urlings en Herrmann in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer van 16 september 1992.