Uitspraak
Burgemeester en Wethouders(hierna: B. en W.) van de gemeente
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 19 april 1989 betreffende na te melden aan
[Z]
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 1992 uitspraak gedaan over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in het bestuursrecht, specifiek met betrekking tot de waardering van onroerende zaken voor de onroerende-zaakbelastingen. De zaak betreft een beroep in cassatie van de Burgemeester en Wethouders van een gemeente tegen een uitspraak van het Gerechtshof, die de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor een woning had verminderd. De belanghebbende, eigenaar van een woning, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die waren opgelegd op basis van een taxatiefout, waardoor de heffingsgrondslag te hoog was vastgesteld. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende recht had op een gelijke behandeling als andere vergelijkbare woningen, die een lagere heffingsgrondslag hadden gekregen door dezelfde taxatiefout.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. De Raad oordeelde dat het Hof niet had vastgesteld of de woningen van de belanghebbende en de vergelijkbare woningen daadwerkelijk onderling te vergelijken waren, wat essentieel is voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad benadrukte dat het gelijkheidsbeginsel alleen kan worden toegepast als er sprake is van vergelijkbare gevallen, waarbij de relevante kenmerken die tot de taxatiefout hebben geleid, gemeenschappelijk zijn. De Raad gaf aan dat het Hof moet onderzoeken of de gemeente een beleid heeft gevoerd dat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en of de taxatiefout in meerderheid van de vergelijkbare gevallen is gemaakt.
Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel verduidelijkt en de noodzaak benadrukt van een zorgvuldige vergelijking tussen belastingplichtigen in soortgelijke situaties. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop gemeenten onroerende zaken waarderen en hoe belastingplichtigen hun rechten kunnen doen gelden in het geval van ongelijkheid in belastingheffing.