Uitspraak
[X]te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Leeuwardenvan 5 oktober 1990 betreffende de hem voor het jaar 1985 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de waardering van inruilauto's in het kader van de inkomstenbelasting en de toepassing van goed koopmansgebruik. De belanghebbende, die een garagebedrijf exploiteert, had voor het jaar 1985 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen. Na bezwaar was de aanslag verminderd, maar de belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verder verlaagde. De Staatssecretaris van Financiën bestreed het cassatieberoep van de belanghebbende. De Hoge Raad oordeelde dat de waardering van de inruilauto's niet correct was uitgevoerd door het Hof. De belanghebbende had bepleit dat de inruilauto's gewaardeerd moesten worden op basis van de inruilwaarde, verminderd met het transactieresultaat van de verkoop van de desbetreffende auto. Het Hof had echter geoordeeld dat dit systeem van voorraadwaardering niet in overeenstemming was met goed koopmansgebruik, omdat het de winstneming uitstelde. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de marktwaarde van de inruilauto's op een te laag bedrag was vastgesteld. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 300,-- aan de belanghebbende moest vergoeden.