Uitspraak
22 mei 1992.
Hoge Raad
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van de Wegenverkeerswet, betreft het een verkeersongeval dat plaatsvond op 18 oktober 1980 te Amsterdam. Bij de aanrijding waren [betrokkene 1], een voetgangster, en [betrokkene 2], de bestuurder van een bromfiets, betrokken. De Hoge Raad behandelt de aansprakelijkheid van de WAM-verzekeraar, Winterthur, voor de schade die voortvloeit uit het overlijden van [betrokkene 1]. De eiser, het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), had Winterthur gedagvaard voor de Rechtbank Amsterdam en vorderde een schadevergoeding van ƒ 9.740,36. De Rechtbank wees de vordering af, waarna ABP in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de afwijzing bevestigde. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de gebreken van de bromfiets en de snelheid van de bestuurder. De Hoge Raad vernietigt de eerdere arresten en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechter om het beroep op overmacht grondig te onderzoeken, vooral wanneer er sprake is van gebreken aan het motorrijtuig of onveilige verkeersomstandigheden.