ECLI:NL:HR:1992:ZC0586

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 1992
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
7943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Martens
  • A. Bloembergen
  • J. Roelvink
  • C. Neleman
  • H. Heemskerk
  • A. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over eigendom van terreinen en erfopvolging

In deze zaak gaat het om een erfrechtelijk geschil waarbij de erfgenamen van de overleden [de erflater] vorderingen hebben ingesteld tegen Sunresorts N.V. De oorspronkelijke eiseres, [oorspronkelijke eiseres], heeft in haar hoedanigheid van cessionaris van de erfgenamen, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen. De eis was gericht op het verkrijgen van een verklaring dat bepaalde terreinen deel uitmaken van de nalatenschap van de erflater en dat Sunresorts deze terreinen diende te ontruimen. Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft de vorderingen op 20 februari 1990 afgewezen, waarna de erfgenamen hoger beroep hebben ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Dit Hof heeft op 20 december 1990 het vonnis van het Gerecht bevestigd. De erfgenamen hebben vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak op 17 januari 1992 behandeld, waarbij de Advocaat-Generaal Hartkamp heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vraag die aan het Hof was voorgelegd, dezelfde was als in een eerder vonnis van 6 april 1982, waarin was geoordeeld dat de rechtsvoorgangers van Sunresorts door verjaring eigenaar waren geworden van de grond. De Hoge Raad heeft het beroep van de erfgenamen verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest is op 24 april 1992 openbaar uitgesproken door de vice-president Martens en de overige rechters.

Uitspraak

24 april 1992
Eerste Kamer
Rek.nr. 7943
Br.
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [erfgename 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [erfgenaam 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [erfgename 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
4. [erfgenaam 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
allen door erfopvolging in de plaats getreden van de oorspronkelijke eiseres, wijlen [oorspronkelijke eiseres] , destijds weduwe van [betrokkene 1] ,
gewoond hebbend en overleden te [plaats] , in haar hoedanigheid van cessionaris van:
a. [eiseres a] , echtgenote van [betrokkene 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
b. [eiseres b] ,
wonende te [woonplaats] ,
c. [eiser c] ,
wonende te [woonplaats] ,
d. [eiser d] ,
wonende te [woonplaats] ,
e. [eiseres e] ,
wonende te [woonplaats] ,
f. [eiser f] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: Mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
Sunresorts N.V., voorheen genaamd Island Gem Enterprises Ltd. N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: Mr. J.L. de Wijkerslooth.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 12 januari 1988 gedateerd verzoekschrift heeft oorspronkelijk eiseres [oorspronkelijke eiseres] , in haar hoedanigheid van cessionaris van de in hoofde dezes sub a tot en met f vermelde personen, — verder te noemen [oorspronkelijke eiseres] — zich gewend tot het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, met verzoek — kort gezegd — (a) voor recht te verklaren dat de in het verzoekschrift omschreven terreinen deel uitmaken van de nalatenschap van [de erflater] en dat die terreinen derhalve in eigendom toebehoren aan diens erfgenamen, en (b) verweerster in cassatie — thans verder te noemen Sunresorts — te veroordelen bedoelde terreinen te ontruimen en ter vrije beschikking van de gezamenlijke erfgenamen van [de erflater] te stellen.
Nadat Sunresorts tegen de vorderingen verweer had gevoerd, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg bij vonnis van 20 februari 1990 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben eisers tot cassatie sub 1 tot en met 4, zijnde erfgenamen van voornoemde cessionaris [oorspronkelijke eiseres] , — te zamen verder te noemen [de erfgenamen] — hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waarna Sunresorts incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Bij vonnis van 20 december 1990 heeft het Hof het bestreden vonnis bevestigd.
Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof hebben [de erfgenamen] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Sunresorts heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen op 17 januari 1992 mondeling toegelicht door hun advocaten en voor [de erfgenamen] mede door Mr. Ph. Carreau Gaschereau, advocaat bij de Rechtbank te Aix-en-Provence.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Partijen zijn het erover eens (rov. 5.1) dat de in dit geding aan het Hof voorgelegde vraag dezelfde is als die waarover het Hof in zijn vonnis van 6 april 1982 heeft beslist. Het cassatieberoep tegen dit vonnis is verworpen bij arrest van Hoge Raad 10 juni 1983, NJ 1984, 294.
Het Hof heeft bedoelde vraag in rov. 4.2 onder b als volgt geformuleerd: zijn de gezamenlijke afstammelingen van [de erflater] door erfopvolging eigenaar geworden van de door hun gemeenschappelijke voorvader bij scabinale akte van 28 oktober 1852 verworven grond, voor zover die thans in bezit is van Sunresorts? Het Hof heeft die vraag in zijn vonnis van 6 april 1982 ontkennend beantwoord op grond dat rechtsvoorgangers van Island GEM Enterprises NV — thans Sunresorts NV geheten — door bezit te goeder trouw gedurende ten minste dertig jaren door verjaring eigenaars van de bedoelde grond zijn geworden.
De in de beide gedingen ingestelde vorderingen zijn gelijkluidend, met dit verschil dat de vordering in het eerste geding betrekking had op een deel van ongeveer 40 ha van het in dit tweede geding gevorderde gehele bij Sunresorts in bezit zijnde stuk land van ongeveer 70 ha. De vorderingen in beide gedingen strekken ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen van [de erflater] .
De vorderingen zijn in de twee gedingen tegen dezelfde gedaagde, maar niet door dezelfde eisers ingesteld. In deze procedure is de vordering ingesteld door [oorspronkelijke eiseres] als cessionaris van een aantal erfgenamen van [de erflater] , die — op een in cassatie niet meer van belang zijnde uitzondering na — in de eerste procedure geen procespartijen waren. In laatstgenoemde procedure traden andere erfgenamen van [de erflater] als eisers op.
Sunresorts heeft zich in dit geding beroepen op het gezag van gewijsde van het vonnis van het Hof van 6 april 1982.
Het Hof heeft dit beroep op het gezag van gewijsde gegrond bevonden en geoordeeld dat het gewijsde bindende kracht heeft niet alleen jegens de erfgenamen van [de erflater] die in het eerste geding als procespartijen zijn opgetreden, maar ook jegens diens buiten dat geding gebleven andere erfgenamen.
3.2 Middel II bestrijdt dit oordeel van het Hof, doch tevergeefs.
Zoals sinds 1 januari 1992 voor Nederland met zoveel woorden is bepaald in art. 3:171 BW, moet ook voor het voordien in Nederland geldende recht alsmede voor het recht van de Nederlandse Antillen worden aangenomen dat iedere deelgenoot in een gemeenschap in beginsel bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. In deze regel ligt besloten dat een deelgenoot in zijn vordering of verzoek kan worden ontvangen, ook indien de andere deelgenoten niet als procespartijen in het geding zijn.
Indien een of meer deelgenoten van deze bevoegdheid gebruik maken en een rechtsvordering ten behoeve van de gezamenlijke deelgenoten instellen, heeft het daarop gewezen en in kracht van gewijsde gegane vonnis bindende kracht voor alle deelgenoten, dus ook voor diegenen die niet als formele procespartijen aan het geding hebben deelgenomen. Zij moeten dan immers allen als partij in de zin van art. 1936 BWNA, respectievelijk art. 67 Rv., worden beschouwd.
Het Hof heeft mitsdien het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg, waarbij de vorderingen zijn afgewezen, reeds op grond van de bindende kracht van 's Hofs vonnis van 6 april 1982 terecht bekrachtigd.
3.3 Het falen van middel II brengt mee dat de overige middelen geen behandeling meer behoeven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [de erfgenamen] in de kosten van het geding in cassatie, tot deze uitspraak aan de zijde van Sunresorts begroot op ƒ 400,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren Bloembergen, Roelvink, Neleman en Heemskerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Davids op 24 april 1992.