ECLI:NL:HR:1991:ZC4855

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 1991
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
27761
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J. Jansen
  • A. van der Linde
  • W. Baardman
  • M. Bellaart
  • A. Korthals Altes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in cassatie tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en accoordverklaring

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting. De belanghebbende was aanvankelijk aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 30.118,-- voor het jaar 1983, maar kreeg later een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 34.653,--. Deze navorderingsaanslag werd vergezeld van een verhoging van de nagevorderde belasting van 100 procent, waarvan een deel bij besluit van de Inspecteur was kwijtgescholden. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de navorderingsaanslag verminderde maar het overige handhaafde. De belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad oordeelde dat de belanghebbende niet gebonden is aan de accoordverklaring die door zijn gemachtigde was gedaan met de Inspecteur. Het Hof had ten onrechte geoordeeld dat de belanghebbende gebonden was aan de afspraken over de hoogte van de aanslag, zonder dat er een compromis was gesloten of dat de belanghebbende afstand had gedaan van zijn recht om bezwaar te maken. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 300,-- aan de belanghebbende moest vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Baardman, Bellaart en Korthals Altes, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, in raadkamer op 18 december 1991.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde kamer
Nr. 27.761
18 december 1991
TB
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 25 juni 1990 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag en geding voor het Hof.
Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting voor het jaar 1983 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 30.118,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 34.653,--, met een verhoging van de nagevorderde belasting van 100 percent, welke verhoging bij besluit van de Inspecteur tot op 25 percent is kwijtgescholden.
Belanghebbende is tegen die navorderingsaanslag en tegen het kwijtscheldingsbesluit in beroep gekomen bij het Hof, dat de navorderingsaanslag heeft verminderd met het bedrag van de daarin begrepen verhoging en de navorderingsaanslag voor het overige heeft gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie.
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de uitspraak naar aanleiding van het middel en ambtshalve.
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
Naar aanleiding van een boekenonderzoek is aan belanghebbende de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Vóór het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur via de toenmalige gemachtigde van belanghebbende met deze contact opgenomen. De gemachtigde deelde mede dat belanghebbende ermee accoord was dat de aanslag zou worden opgelegd naar het inkomen zoals dit was berekend door de Inspecteur, uitgaande van een bedrag van f 7.500,-- voor onbenoemde privé-uitgaven.
In geschil is of belanghebbende gebonden is aan deze accoordverklaring.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende is gebonden aan de afspraken als vorenbedoeld, en dat niet is gesteld of gebleken dat de afspraken door de gemachtigde zijn gemaakt onder voorbehoud van acceptatie door belanghebbende.
Tegen dit oordeel keert zich terecht het middel. Het Hof is ten onrechte ervan uitgegaan dat een belastingplichtige is gebonden aan een accoordverklaring omtrent de hoogte van een op te leggen aanslag of omtrent een of enkele elementen daarvan, ook buiten de gevallen dat dienaangaande een compromis is gesloten of de belastingplichtige uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn recht om tegen die aanslag met een bezwaar- of beroepschrift op te komen. Derhalve kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven, terwijl het middel voor het overige geen behandeling behoeft.
4. Beslissing.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, en gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie gestorte griffierecht ten bedrage van f 300,--.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Baardman, Bellaart en Korthals Altes, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, in raadkamer van 18 december 1991.