Uitspraak
[vestigingsplaats].
mochtdienen de waarheid aan het licht te brengen, gelet op de bijzondere positie van de televisieverslaggever in de sportverslaggeving. Daarbij waren vragen van de strafrechtelijke bewijspositie van informatiedragers in het algemeen en informatiedragers die de schrijvende en de omroeppers in zijn beroepsuitoefening gebruikt c.q. vervaardigt aan de orde. Voorts spelen daarbij vragen die de rechtmatigheid van het beleid c.q. de belangenafweging van de Rechter–Commissaris raken. Over deze vragen bestaat thans nog grote rechtsonzekerheid, reden dat deze beklagprocedure als proefproces was aanhangig gemaakt.
in kort gedinggeldt, dan ontstaat de eigenaardige situatie dat er twee elkaar opvolgende bodemrechters zijn. Zolang het voorwerp niet is teruggegeven, is de beklagrechter bevoegd. Deze oordeelt naar huidige opvatting ook over de vraag of het voorwerp rechtmatig in beslag is genomen. Wordt het voorwerp teruggegeven, dan zou ineens de gewone rechter als bodemrechter over de rechtmatigheid moeten oordelen. Het tempo van de strafvordering c.q. het beleid van het Openbaar Ministerie is dan bepalend voor de vraag welke bodemrechter over de inbeslagname oordeelt. Bovendien is dan denkbaar, dat een klager na een beklagprocedure dezelfde rechtsvragen bij de gewone rechter aan de orde stelt.
als deze uitsluitend nog tot doel kan hebben de rechtmatigheid van de bestreden beslissing vast te stellen. Verzuimt de burger de administratieve rechtsgang te benutten, dan kan hij daarna bij de gewone rechter vragen van rechtmatigheid niet meer aan de orde stellen.
’Bij deze stand van zaken past geen controle op de strafrechtelijke inbeslagneming door de burgerlijke rechter, maar daarentegen een bijzondere bij de aard van de uit te oefenen controle passende rechtsgang.’’
9 januari 1990.