3.4 In rechtsoverweging 2 van haar beschikking van 9 maart 1989 heeft de Rechtbank het noodzakelijk geoordeeld dat Rinsma c.s. zich als woningzoekenden laten inschrijven nu een brief van de Woningstichting Noord-Veluwe van 1 februari 1989 redelijke vooruitzichten op een huurwoning bood.
Anders dan de toelichting op middel 3 veronderstelt, ligt in bedoelde overweging niet besloten dat de Rechtbank zich voorstelde dat vervolgens zou worden gewacht tot aan Rinsma c.s. door de woningbouwvereniging een of meer aanbiedingen zouden worden gedaan, maar slechts dat enige tijd zou worden afgewacht of aan Rinsma c.s. zulke aanbieding(en) zou(den) worden gedaan.
In rechtsoverweging 2 van haar eindbeschikking van 14 juni 1989 heeft de Rechtbank vastgesteld dat Rinsma c.s. zich per 23 maart 1989 als woningzoekenden hadden doen inschrijven bij de Woningstichting Noord-Veluwe , doch dat hun ten tijde van de voortgezette behandeling - 8 mei 1989 - nog geen huurwoning was aangeboden. Mede op grond hiervan kwam de Rechtbank tot de conclusie dat niet is gebleken dat Rinsma c.s. andere passende woonruimte kunnen verkrijgen.
Kennelijk was de Rechtbank van oordeel dat in de omstandigheden van het geval door het tijdsverloop van 23 maart 1989 tot 8 mei 1989 aan de Woningstichting voldoende gelegenheid tot het aanbieden van een huurwoning was geboden. Dat oordeel, dat voor rekening van de Rechtbank moet blijven, is niet onbegrijpelijk. Van strijd met de beschikking van 9 maart 1989 is geen sprake.
De eerste klacht van middel 3 is derhalve ongegrond.
Ook de tweede klacht, betreffende nalatigheid van Rinsma c.s. om zich als woningzoekenden te laten inschrijven, kan niet tot cassatie leiden.
Blijkens rechtsoverweging 4 van de beschikking van 29 december 1988, rechtsoverweging 2 van de beschikking van 9 maart 1989 en rechtsoverweging 2 van de eindbeschikking van 14 juni 1989, in onderling verband en samenhang beschouwd, heeft de Rechtbank zulk een nalatigheid van Rinsma c.s. slechts aanvaard over de periode sinds genoemde brief van 1 februari 1989 van de Woningstichting Noord-Veluwe - kennelijk omdat naar het oordeel der Rechtbank door die brief de vooruitzichten op een huurwoning verbeterd waren - tot 23 maart 1989 (toen Rinsma c.s. zich hebben laten inschrijven), en heeft de Rechtbank deze nalatigheid niet van beslissende betekenis geoordeeld.
Deze oordelen geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn niet onbegrijpelijk. Zij zijn zozeer verweven met waarderingen van feitelijke aard dat zij in cassatie niet verder op hun juistheid kunnen worden getoetst. Zij behoefden geen nadere motivering.
Ook middel 3 is derhalve vruchteloos voorgesteld.