ECLI:NL:HR:1990:AD1057

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 1990
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
7703 rek.nr
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M. Martens
  • A. Bloembergen
  • J. Haak
  • A. Boekman
  • H. Davids
  • J. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van legaat verbonden last met betrekking tot de expositie van kunstvoorwerpen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 1990 uitspraak gedaan over een verzoek van de Gemeente 's-Gravenhage tot herziening van een legaat verbonden last. Het verzoek betreft een testament van Dr. A. Bredius, die op 13 april 1946 overleed. In zijn testament, opgesteld op 26 april 1944, legateerde hij een verzameling schilderijen en andere kunstvoorwerpen aan de Gemeente, met de voorwaarde dat deze uitsluitend in het Brediusmuseum te 's-Gravenhage zouden worden geëxposeerd. De Gemeente heeft het legaat aanvaard, maar sloot het museum in 1985 wegens gebrek aan belangstelling. Nu is de Gemeente bereid om de collectie blijvend te exposeren in een ander pand, namelijk Lange Vijverberg 14 te 's-Gravenhage.

De Gemeente verzocht de Hoge Raad om de aan het legaat verbonden last te herzien, zodat de gelegateerde collectie in het nieuwe pand kan worden geëxposeerd. De Hoge Raad overwoog dat, hoewel de erflater Monegaskische nationaliteit had en het erfrecht van Monaco van toepassing was, de Museumwet van Nederland ook van toepassing is op het legaat. Dit komt doordat het legaat een beding bevat dat betrekking heeft op de wijze waarop kunstvoorwerpen in Nederland moeten worden bewaard en geëxposeerd.

De Hoge Raad concludeerde dat het verzoek van de Gemeente aansluit bij de bedoeling van de erflater om de collectie als geheel in stand te houden en dat het in het algemeen belang is om de collectie toegankelijk te maken voor het publiek. De Hoge Raad heeft daarom het verzoek toegewezen en de aan het legaat verbonden last herzien, zodat de schilderijen en kunstvoorwerpen blijvend kunnen worden geëxposeerd in het nieuwe museum aan de Lange Vijverberg 14. Het verzoek om verdere wijzigingen werd afgewezen.

Uitspraak

16 maart 1990
Eerste Kamer
Rek.nr. 7703
Br.
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het verzoek van:
De Gemeente ’s-Gravenhage,
waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage,
Verzoekster tot cassatie,
advocaat: Mr. J.G. de Vries Robbé,
betreffende het testament van:
Dr. A. Bredius.
1. Het geding voor de Hoge Raad
Met een op 26 oktober 1989 gedateerd verzoekschrift heeft verzoekster — verder te noemen de Gemeente — verzocht op grond van artikel 1 van de Wet van 1 mei 1925, Stb. 174, herziening van het beding, waaronder Dr. A. Bredius, overleden op 13 april 1946, bij testament van 26 april 1944 een verzameling schilderijen en andere kunstvoorwerpen, die zich toen bevond in het museum Bredius aan de Prinsegracht te 's-Gravenhage, heeft gelegateerd aan de Gemeente 's-Gravenhage.
Het verzoekschrift is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Strikwerda strekt tot inwilliging van het verzoek in dier voege dat het beding waarvan herziening wordt verzocht wordt gewijzigd in: ‘’ils devront etre exposés exclusivement dans le Musée au 14 Lange Vijverberg a La Haye’’.
2. Beoordeling van het verzoek
2.1. Op grond van het verzoekschrift en de daarbij overgelegde stukken kan het volgende als vaststaande worden aangenomen.
Op 13 april 1946 is te Monaco overleden de heer Dr. A. Bredius — hierna te noemen de erflater — laatstelijk wonende te Monaco en van Monegaskische nationaliteit. De erflater heeft geen wettige afstammelingen of echtgenote achtergelaten.
De erflater heeft bij testament op 26 april 1944 verleden voor notaris A. Settimo te Monaco over zijn nalatenschap beschikt en daarbij onder meer bepaald:
‘’Je legue a la ville de La Haye (Pays Bas) tous les tableaux et tous les objets d'art qui sont exposés au Musée Brediushuis, au Prinsegracht, a La Haye; ils devront rester exposés exclusivement dans ledit Musée’’.
De Gemeente heeft dit legaat aanvaard. De gelegateerde collectie is tot 1985 geëxposeerd in het Brediusmuseum, zoals in het testament is bepaald, doch in dat jaar heeft de Gemeente dit museum bij gebrek aan voldoende belangstelling gesloten. Thans is de Gemeente in staat en bereid te bewerkstelligen dat de gehele collectie blijvend zal worden geëxposeerd in het pand Lange Vijverberg 14 te 's-Gravenhage.
2.2 De Gemeente verzoekt op grond van de Wet van 1 mei 1925, Stb. 174 — hierna te noemen de Museumwet— herziening van de aan het legaat verbonden last in dier voege dat de gelegateerde collectie blijvend wordt geëxposeerd in genoemd pand Lange Vijverberg 14 of in een ander pand te 's-Gravenhage dat tenminste gelijkwaardig is aan het oorspronkelijke Brediusmuseum.
2.3 Aangezien de erflater ten tijde van zijn overlijden de Monegaskische nationaliteit bezat, is in beginsel op zijn nalatenschap het erfrecht van het prinsdom Monaco van toepassing. Zulks verhindert echter niet op het onderwerpelijke legaat de Museumwet van toepassing te oordelen. Het gaat hier immers om een beding dat is verbonden aan een ten gunste van een Nederlands overheidslichaam gemaakt legaat, welk beding betrekking heeft op de in Nederland gelegen plaats waar, en de wijze waarop voortbrengselen van kunst in een voor het publiek toegankelijke verzameling moeten worden bewaard, en daarom is bij het mogelijk maken van een wijziging van dat beding het Nederlands openbaar belang onmiddellijk en nauw betrokken.
2.4 Uit de hiervoor vermelde bewoordingen van het testament blijkt dat het de bedoeling van de erflater is geweest dat de gelegateerde collectie als een geheel in stand blijft en wordt geëxposeerd. Het verzoek van de Gemeente sluit aan bij die bedoeling. Voorts is inwilliging van het verzoek, voor zover betreffende het pand Lange Vijverberg 14 in het algemeen belang, terwijl ook overigens aan de in de Museumwet gestelde voorwaarden is voldaan. Het verzoek zal derhalve in zoverre worden toegewezen.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
herziet de aan het legaat verbonden last in dier voege dat alle onder dat legaat begrepen schilderijen en kunstvoorwerpen blijvend worden geëxposeerd in het daartoe in het pand Lange Vijverberg 14 in te richten, voor het publiek toegankelijk, onder de naam Museum Bredius te exploiteren museum;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren Bloembergen, Haak, Boekman en Davids, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Hermans op
16 maart 1990.