Verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid medebrengt en/of schending van het recht in het bijzonder van de artt. b350. 359 Sv doordien het Hof niet. althans niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het aannemelijk is geworden dat er geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van req. Zulks mede gelet op al hetgeen req. ter terechtzitting van zowel de politierechter als van het Hof naar voren heeft gebracht, te weten: dat hij de woorden "Je moet oprotten anders steek ik je overhoop“ tegen [betrokkene 1] heeft gebezigd teneinde te voorkomen dat zijn - req.'s - zuster haar dochter [betrokkene 1] zou gaan bezoeken en wellicht tijdens dat bezoek onder invloed van de magische krachten van de man, waarmee [betrokkene 1] was gaan samenwonen (zijnde de aartsrivaal van req.) zou komen.
Toelichting ad. 1 en 2:
Ter terechtzitting van de Politierechter heeft req. zoals blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting verklaard: " [betrokkene 2] wil mij vernietigen omdat ik in het verleden een verhouding heb gehad met zijn ex-vrouw, bij wie ik ook een kind heb. [betrokkene 2] heeft dan ook geprobeerd om mij via "zwarte kracht" te vernietigen. Ook heeft hij mij een keer met een pistool bedreigd. [betrokkene 1] is daarvan op de hoogte. Daarom begrijp ik ook niet dat zij met [betrokkene 2] om blijft gaan". Ter terechtzitting van het Hof heeft req. volgens het proces-verbaal van die terechtzitting verklaard: "Ik heb [betrokkene 1] met de hiervoor genoemde woorden (t.w ".Je moet oprotten anders steek ik je dood", [betrokkene 1] ) om te bewerkstelligen dat zij bang zou worden.... [betrokkene 2] zelf bezit ook magische krachten....Ik wilde voorkomen dat mijn zuster haar dochter [betrokkene 1] zou bezoeken en wellicht tijdens dat bezoek onder invloed van de magische krachten van [betrokkene 2] zou komen".
Uit deze verklaringen blijkt dat reg. bevreesd was dat [betrokkene 1] . die -net als req.- op Schiphol aanwezig was om haar moeder zijnde de zus van req. af te halen te dicht in zijn buurt zou komen en dat [betrokkene 2] daardoor met de actieve medewerking en via [betrokkene 1] welbewust de kwade magische krachten waarover [betrokkene 2] naar de stellige overtuiging van req. over beschikt, op hem req., zou overbrengen.
Teneinde dit gevaar te keren heeft req. de woorden "Je moet oprotten anders steek ik je dood”, gebezigd. De “ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding” van lijf, eerbaarheid of goed heeft dus bestaan uit een te dicht naderen van [betrokkene 1] van req., welk te dicht naderen ook nog de mogelijkheid schiep van lichamelijk contact.
Echter, zowel uit dit te dicht naderen als uit de lichamelijke aanraking, konden de magische krachten van [betrokkene 2] op req. worden overgebracht zodat wel degelijk sprake is geweest van “ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed” van req.
Door te beslissen dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke van het lijf van req. en daardoor het beroep van req. op noodweer te verwerpen heeft het Hof een onjuiste (beperkte) uitleg gegeven aan art. 41 lid 1 Sr. Daarnevens heeft het Hof, gelet op de uitvoerige uiteenzetting van req. ter terechtzitting van het voorgevallene te Schiphol en zijn beleving daarvan, niet of onvoldoende gemotiveerd dat ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van req. niet aannemelijk is geworden, zodat niet gezegd kan worden dat het arrest van het Hof naar de eisen van de wet met redenen is omkleed.