Uitspraak
27 januari 1989.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Coöperatieve vereniging DE COÖPERATIEVE TUINBOUWVEILING ZALTBOMMEL EN OMSTREKEN B.A. (hierna: Zaltbommel) de rechtspersoon naar Zwitsers recht HELVETIA ONGEVALLEN (hierna: Helvetia) gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. Zaltbommel vorderde een betaling van ƒ 39.412,- met wettelijke rente vanaf 22 augustus 1983. De Rechtbank heeft de vordering bij eindvonnis van 4 december 1985 afgewezen. Zaltbommel heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat bij arrest van 12 februari 1987 de vonnissen van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft Zaltbommel cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft op 27 januari 1989 het beroep in cassatie verworpen. De in het cassatiemiddel aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal Asser strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft Zaltbommel bovendien in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Helvetia zijn begroot op ƒ 656,30 aan verschotten en ƒ 2.500,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren De Groot, Hermans, Verburgh en Boekman. De uitspraak is openbaar gedaan door Mr. Hermans.