ECLI:NL:HR:1989:AB8336

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 1989
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
13538
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hermans
  • J. Verburgh
  • P. Boekman
  • M. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over fatale termijn en nakoming in verbintenissenrecht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma Handelsonderneming Bohei (hierna: Bohei) en Business Centre Hupra B.V. (hierna: Hupra) over een vordering tot betaling. Hupra had Bohei gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en vorderde een bedrag van f 16.180,--. Na verweer van Bohei heeft Hupra haar eis verminderd tot f 15.259,--. De Rechtbank heeft op 6 januari 1983 de vordering toegewezen tot een bedrag van f 12.759,--. Bohei heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat op 24 maart 1987 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft Bohei cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of het enkele gebruik van termen als 'omstreeks' of 'ongeveer' uitsluit dat de debiteur van rechtswege door enkel tijdsverloop in gebreke zal zijn. De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Bohei veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Hupra zijn begroot op f 456,30 aan verschotten en f 2.500,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen op 3 maart 1989 en is openbaar uitgesproken door Mr. Hermans. De zaak is van belang voor de uitleg van fatale termijnen in verbintenissenrechtelijke context en de gevolgen van het gebruik van onduidelijke tijdsaanduidingen in contractuele afspraken.

Uitspraak

3 maart 1989
Eerste Kamer
Nr. 13.538
S.J.
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vennootschap onder firma Handelsonderneming Bohei,
gevestigd te Arnhem,
EISERES tot cassatie,
advocaat: Mr. A.N. Huizenga,
t e g e n
Business Centre Hupra B.V.
gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: Mr. M.J. Geus.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie – hierna te noemen Hupra – heeft bij exploot van 19 september 1980 eiseres tot cassatie – hierna te noemen Bohei – gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en gevorderd Bohei te veroordelen tot betaling van f 16.180,--.
Nadat Bohei tegen die vordering verweer had gevoerd, en Hupra haar eis had verminderd tot f 15.259,-- heeft de Rechtbank bij vonnis van 6 januari 1983 de vordering toegewezen tot een bedrag van f 12.759,--.
Tegen dit vonnis heeft Bohei hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 24 maart 1987 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Bohei beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Hupra heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van het Openbaar Ministerie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Bohei in de kosten van het geding in cassatie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hupra begroot op f 456,30 aan verschotten en f 2.500,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren Mrs. De Groot, als voorzitter, Verburgh en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door Mr. Hermans op
3 maart 1989.