Uitspraak
27 januari 1989.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 1989 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door zijn advocaat Mr. M.E. Gelpke, had verweerster in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht. De eiser vorderde betaling van ƒ. 12.500,-- met rente, maar de Rechtbank wees de vordering af. Eiser ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het vonnis van de Rechtbank vernietigde en eiser veroordeelde tot betaling aan verweerster. Eiser stelde cassatie in, omdat het Hof door een vergissing de veroordeling omkeerde. De Hoge Raad oordeelde dat het middel gegrond was, omdat het Hof ten onrechte eiser had veroordeeld tot betaling aan verweerster. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en deed de zaak zelf af, waarbij de Hoge Raad de veroordeling in de juiste volgorde herstelde. De Hoge Raad veroordeelde verweerster in de kosten van het geding in cassatie.