Uitspraak
[X]te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 28 november 1985 betreffende de haar opgelegde aanslag tot naheffing van motorrijtuigenbelasting, aanslagnummer 9209.16.788.Y2.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende de naheffing van motorrijtuigenbelasting voor een motorrijtuig dat door de belanghebbende als kampeerauto werd aangemerkt. De Hoge Raad behandelt de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die de aanslag tot naheffing van motorrijtuigenbelasting heeft bevestigd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die was opgelegd voor de periode van 1 november 1980 tot en met 31 oktober 1981, en betwistte dat het motorrijtuig als kampeerauto kon worden gekwalificeerd. Het Hof had vastgesteld dat het motorrijtuig op 15 oktober 1981 was gebruikt zonder dat de belasting was betaald, en dat de belasting was berekend over de twaalf maanden voorafgaand aan het einde van de maand waarin het weggebruik had plaatsgevonden.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het motorrijtuig voldoende kenmerken had om als kampeerauto te worden aangemerkt, ondanks dat het voertuig niet volledig was uitgerust. De Hoge Raad bevestigt dat de mogelijkheid tot personenvervoer een zelfstandige betekenis heeft voor kampeerauto's en dat de belastingheffing naar het tarief voor personenauto's terecht is toegepast. De belanghebbende had ook aangevoerd dat er een strafrechtelijke veroordeling had plaatsgevonden voor het vervoeren van kinderen in een vrachtauto, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit geen invloed heeft op de naheffing van de belasting.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de belanghebbende en bevestigt de uitspraak van het Hof, waarbij de grieven van de belanghebbende ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 1 juli 1987, en de zaak is van belang voor de interpretatie van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 en de kwalificatie van motorrijtuigen voor belastingdoeleinden.