Uitspraak
3 april 1987.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Mr. Johannes Leonardus Maria van Gastel, curator in het faillissement van NOMIJ Nederland Projectontwikkeling B.V., en een verweerder die schadevergoeding eist wegens omzetschade door bouwactiviteiten van NOMIJ. De verweerder had NOMIJ gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij hij een bedrag van ƒ. 113.732,56 eiste, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank wees de vorderingen van de verweerder af, waarna deze in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof verwees de zaak naar de rol voor verdere inlichtingen en besliste uiteindelijk dat NOMIJ niet onrechtmatig had gehandeld door het plaatsen van een schutting, maar dat de weigering om omzetschade te vergoeden wel een onrechtmatige daad opleverde. Van Gastel, als curator, stelde cassatie in tegen dit arrest, en de verweerder stelde voorwaardelijk incidenteel beroep in.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de bouwactiviteiten van NOMIJ niet onrechtmatig waren, maar dat de schadevergoeding voor omzetschade wel degelijk aan de orde was. De Hoge Raad veroordeelde de verweerder in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Van Gastel q.q. waren begroot op ƒ. 749,55 aan verschotten en ƒ. 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 3 april 1987 en openbaar uitgesproken door Mr. Martens.