Uitspraak
1.''met een zekere regelmaat'' constateringen heeft gedaan ''omtrent het privéleven'' van [eiseres] en
2.de aldus verzamelde gegevens heeft doorgegeven aan de G.S.D. Voorts is het Hof er kennelijk van uitgegaan dat [verweerder] op eigen initiatief (her-)onderzoek ''als wenselijk naar voren heeft gebracht'', zij het dat hij dat niet — zoals de President had geoordeeld — heeft ''gelast''.
bis weergegeven maar ook op het besluit van Gedeputeerde Staten van 17 april 1984 en de brief van B. en W. aan de voorzitter van G.S. van 8 november 1983, waarin dezen hun standpunt toelichten door onder meer te wijzen op ''de ontwikkelingen in het verloop van de relatie'' en op ''het feit dat een collega en adjunct-directeur bij de G.S.D. [woonplaats] al vanaf 1978 gesignaleerd heeft dat iedere avond vanaf acht à negen uur de auto van de heer Van den [betrokkene 1] voor de woning van [eiseres] staat en dat beiden naar buiten zich gedragen als man en vrouw onder meer doordat zij gearmd over straat gaan, tenminste de weekeinden met elkaar doorbrengen en op vakantie gaan''.
ben
dzijn weergegeven, in beginsel een inbreuk opleveren op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] — of in de bewoordingen van art. 8 EVRM: het recht op eerbiediging van haar privéleven — en derhalve in beginsel onrechtmatig zijn. Deze klacht treft doel.
bRv te voldoen aan de Griffier.
9 januari 1987.