Variërend van 5 tot 15 arbeidskrachten hebben op naam van [A] werkzaamheden verricht in Rosellen voor [B] B.V.
Slechts een klein aantal arbeidskrachten stond op dat moment op de loonlijst. [verdachte] had degene die niet op de loonlijst stonden in dienst van [A] genomen en mij verteld dat ik nog gegevens van deze personen zou krijgen ten behoeve van de loonadministratie. Dit heeft hij echter nooit gedaan.
Bij de beloning kreeg ik briefjes van [verdachte] waarop vermeld stond welk bedrag ik moest opnemen ter betaling van de lonen. [betrokkene 1] of ik namen dat bedrag op van de bank en per werknemer heb ik een loonzakje samengesteld aan de hand van die briefjes van [verdachte]. [verdachte] of [betrokkene 1] hebben vervolgens de werknemers uitbetaald.
[verdachte] heeft op een gegeven ogenblik, handelend onder de naam [A], arbeidskrachten aan [B] B.V. ter beschikking gesteld.
Overwegende, dat het door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, onder meer zakelijk weergegeven inhoudt:
als op 13 november 1985 door [betrokkene 3] afgelegde verklaring:
‘’Ik heb over het aantrekken van personeel wel een keer contact gehad met [verdachte]. Ik had daarvoor altijd met [betrokkene 2] te doen en toen ik die niet kon bereiken heb ik [betrokkene 1] gebeld en [betrokkene 1] heeft mij toen verwezen naar [verdachte]:
Toen het financieel slecht ging met [A] verscheen [verdachte] op het toneel.
Ik had het idee dat [verdachte] er financieel bij betrokken was, omdat hij achter de centen aanzat.’’;
als op 26 november 1985 door [betrokkene 2] afgelegde verklaring:
‘’[A] was financieel afhankelijk van [verdachte].
Dat er in 1981 aan het ‘’[B]’’ personeel werd uitgeleend begreep ik heel goed.’’.