Uitspraak
a. aan verweerster in cassatie sub 1, een bedrag van f. 361.208,14 ter zake van schadevergoeding met betrekking tot de in de inleidende dagvaarding genoemde partij sinaasappels en ter zake van onverschuldigd betaalde loodshuur, subsidiair zodanige bedragen als de Rechtbank in goede justitie zal menen te behoren;
en
de wettelijke interessen over dit bedrag met ingang van de dag der inleidende dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
b. aan verweerster in cassatie sub 2, een bedrag van f. 383. 97,21 ter zake van schadevergoeding met betrekking tot genoemde partij sinaasappels en ter zake van onverschuldigd betaalde loodshuur, subsidiair zodanige bedragen als de Rechtbank in goede justitie zal menen te behoren;
en
de wettelijke interessen over dit bedrag met ingang de dag der inleidende dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
Nadat de stuwadoorsbedrijven tegen die vordering verweer hadden gevoerd, heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 15 januari 1982, alvorens verder te beslissen, een getuigenverhoor bevolen.
Tegen dit tussenvonnis hebben de stuwadoorsbedrijven hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Gravenhage.
Bij arrest van 8 juni 1984 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd en de zaak ter verdere afdoening naar de Rechtbank verwezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
Citronas c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen bepleit door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Franx strekt tot verwerping van het beroep.
In augustus 1979 waren Citronas c.s. eigenaren en ontvangers van een partij van in totaal 80.000 kisten sinaasappelen die op of omstreeks 23 augustus 1979 met het m.s. “Khaly-Freezer” te Rotterdam zijn aangekomen en die Heinrich Hanno B.V. als cargadoor heeft doen opslaan in de loodsen van Deka-Hanno aan de Maashaven te Rotterdam in een niet gekoelde cel. Van de inmiddels ten dele aan derden doorverkochte partij moesten de verkochte sinaasappelen van 27 augustus 1979 af uit de loods worden weggevoerd, ter veiling of naar de koper.
In deze periode heerste arbeidsonrust in de haven van Rotterdam, welke op 27 augustus 1979 uitmondde in een wilde staking van havenarbeiders in de stukgoederensector. In het kader van deze staking werden alle betrokken loodsen en terreinen door de actievoerders afgezet. Als gevolg daarvan konden Citronas c.s. de sinaasappelen niet doen wegvoeren.
Op 29 augustus 1979 heeft Deka-Hanno de loodsdeuren doen openen ter uitlevering van de goederen;
de stakers hebben deze weer doen sluiten. Op 3 en 4 september 1979 hebben Citronas c.s. Deka-Hanno gesommeerd toestemming te geven dat de poorten zouden worden geopend om Citronas c.s. in de gelegenheid te stellen de sinaasappelen te doen wegvoeren.
Daarbij stelden zij Deka-Hanno aansprakelijk voor alle schade welke zij tengevolge van een eventuele weigering van Deka-Hanno zouden lijden. Deka-Hanno heeft die toestemming geweigerd.
In de nacht van 7 en 8 september 1979 is bij de stuwadoor Seaport onder politiebescherming tot succesvolle afvoering van de aldaar opgeslagen zuidvruchten overgegaan nadat Seaport daartoe medewerking had verleend.
De staking is op 24 september 1979 geëindigd.
“De sinaasappelen zijn toen weggevoerd en verkocht, waarbij schade is gebleken.
Tegen dit oordeel keert zich het eerste onderdeel van het middel.
Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet verder worden getoetst. Het is, gezien het debat van partijen en mede in aanmerking genomen dat de betreffende overeenkomsten niet zijn overgelegd, onvoldoende met redenen omkleed.
Tezamen met ’s Hofs in 3.5 bedoelde oordeel strookt dit oordeel voorts in resultaat met het stelsel van de wet betreffende de overeenkomst van zeevervoer, zoals dit in Nederland sedert de inwerkingtreding van de wet van 11 maart 1981, Stb. 206, zij het na de feiten van de onderhavige zaak, is komen te gelden. Daarbij is immers een zekere werking van de vervoersovereenkomst jegens derden voorzien, in dier voege dat ondergeschikten worden beschermd (art. 472 lid 2 K), maar niet ook de zelfstandige opdrachtnemer die zelf geen vervoerder is, zoals een stuwadoor. Een vergelijkbaar – zij het op hier niet ter zake doende punten afwijkend – stelsel ligt voorts ten grondslag aan de wet van 28 maart 1979, Stb. 245, tot vaststelling van Boek 8, eerste stuk, van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. De daarin vervatte regeling betreffende de werking jegens derden van bevrachtingen en overeenkomsten van vervoer bevat immers wel een bescherming van ondergeschikten, maar niet ook van de zelfstandige opdrachtnemers, zoals stuwadoors. Aan deze opdrachtnemers is – in overeenstemming met verschillende verdragen op het gebied van het vervoerrecht, waarvan er één ook aan het huidige art. 472 K ten grondslag ligt – een dergelijke bescherming met opzet onthouden; men zie de Toelichting op het voorontwerp van Boek 8, p. 1284.
20 juni 1986.