Uitspraak
[klager 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, wonende te
[woonplaats].
nietvallen onder de groep professionele hulpverleners bedoeld onder 5.5 van dit arrest. Dit is onjuist. De rechtbank had eerst dienen na te gaan of de belastingadviseur behoort tot de onder 5.5 van genoemd arrest bedoelde personen. Dienaangaande schrijft
D. Hazewinkel-Suringain ‘’De doolhof van het beroepsgeheim’’, na geconstateerd te hebben dat belastingconsulenten en bedrijfseconomen vermoedelijk kans hebben op erkenning als verschoningsgerechtigden, het navolgende (pag. 47):
tot schade van de fiscusniet meer tot hem wenden. Wordt het verschoningsrecht van de belastingadviseur thans (in beginsel) niet erkend, dan zal hij over enige tijd als getuige niets meer kunnen vertellen omdat het ‘’publiek’’ zijn geheimen niet meer aan hem toevertrouwt, terwijl ‘’het publiek’’ tot schade van de fiscus geen pogingen meer zal ondernemen met hulp van een belastingadviseur een einde te maken aan een toestand die in strijd is met fiscaalrechtelijke of strafrechtelijke normen.
algemeneperspectief van een behoorlijke strafrechtsbedeling en een behoorlijk functioneren van het fiscale recht behoort deze ‘’good result efficacy’’ dan ook geen voorrang te genieten. (Verwezen wordt naar hoofdstuk I van een essay van Robert S. Summers, gepubliceerd in ‘’Cornell Law Review’’ van november 1974 en getiteld: Evaluating and improving legal processes — a plea for ‘’Process Values’’, welk hoofdstuk in kopie bij deze schriftuur wordt gevoegd en daarvan deel uitmaakt.)
Leidraadbij dit artikel (§ 32, alinea 2) geeft echter de belastingadviseur (en de register-accountant) een beperkt recht zich te verschonen van de plicht de fiscus desgevraagd inlichtingen te verschaffen: de belastingdienst kan van door hen in de uitoefening van hun beroep aan cliënten verstrekte adviezen en met cliënten gevoerde correspondentie geen inzage verlangen. Het algemeen belang dat de fiscus heeft bij kennis van alle voor de juiste belastingheffing relevante feiten dient volgens de administratie zelf te wijken voor het belang dat de belastingadviseur moet kunnen blijven functioneren, hetgeen niet het geval zal zijn als aan de cliënten niet gewaarborgd kan worden dat hetgeen zij hun belastingadviseur mededelen in het kader van een verzoek om advies, niet doorgegeven zal worden aan de fiscale autoriteiten. Nu het belang bij juiste belastingheffing achtergesteld wordt bij het belang van geheimhouding, kan bezwaarlijk aangenomen worden dat de afweging van het geheimhoudingsbelang tegen het belang dat — vermoedelijk veelal met de juiste belastingheffing samenhangende — strafbare feiten aan het licht komen en berecht worden, anders zou uitvallen.
indienaan de andere voorwaarden van art. 218 Sv. (of art. 1946 tweede lid sub 3, BW voor het civiele recht) is voldaan. De belastingadviseur mag zich niet
altijdverschonen. Maar dat mogen de klassieke geheimhouders (geestelijke, arts, notaris en advocaat) ook niet: Een advocaat die door zijn cliënt aangezocht wordt hem bij te staan bij het voeren van onderhandelingen welke ten doel hebben een overeenkomst tot stand te brengen, kan zich indien het contract inderdaad tot stand komt ten aanzien van die onderhandelingen jegens de burgerlijke rechter niet verschonen van het afleggen van getuigenis (HR 15/12/1958, NJ 1961, 270). Hij mag het wel bij mislukken van de onderhandelingen (HR R.v.d.W. nr. 126).
in het algemeengeen verschoningsrecht hebben ten aanzien van de gegevens en justificatoire bescheiden welke aan deze invulling ten grondslag liggen. Die gegevens zijn hem in het algemeen niet toevertrouwd in de zin van art. 218 Sv., al is het denkbaar dat hij door die gegevens kennis krijgt van feiten waarover hij wel moet zwijgen, ook jegens de strafrechter. Zou — bijvoorbeeld — de belastingconsulent die bij de gegevens die hij nodig heeft voor de aangifte IB. artsen- en apothekersrekeningen aantreft waardoor hij te weten komt aan welke ziekte zijn cliënt lijdt, dit feit mogen openbaren aan de strafrechter? Dit lijkt weinig aannemelijk. De cliënt moet er ook op kunnen vertrouwen dat hij zijn papieren aan de belastingconsulent kan afstaan zonder bevreesd te zijn dat deze feiten, die met de juiste invulling van het belastingbiljet niets te maken hebben, aan derden, waaronder de rechter, bekend zal maken.
H.J.H. Cloudt, Weekblad voor fiscaal recht, 1958 pag. 430-434
als vertrouwensman. In het Reglement Beroepsuitoefening van de NOB is dan ook vastgelegd dat de belastingadviseur verplicht is tot geheimhouding van alles wat in de uitoefening van zijn beroep te zijner kennis komt. Het behoort tot de taak van de belastingadviseur de cliënt te adviseren over alle mogelijkheden om binnen de bestaande rechtsregels diens belastingpositie te optimaliseren. Hiertoe behoort mede het informeren van de cliënt over de technische en ethische aspecten.
6 mei 1986.