Uitspraak
Eerste Kamer
, echtelieden,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: Mr. J. Wuisman,
advocaat: Mr. R.F. Foortse.
De beschikkingen van de Rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.
[verweerder] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Van Soest strekt tot vernietiging van de bestreden beschikkingen en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing.
eeerste lid onder 3° BW vereiste afweging van de belangen en behoeften van beide partijen rekening moest worden gehouden met de "alternatieve mogelijkheden" welke [verweerder] volgens hen zou hebben: [verweerder] zou de studenten van de Zeevaartschool, aan wie de benedenwoning van het pand [a-straat 1] is verhuurd, tot ontruiming kunnen nopen; hij zou vervolgens zijn schoonmoeder, aan wie de benedenwoning in het pand [b-straat 1] is verhuurd tot ontruiming kunnen nopen door haar de door de studenten ontruimde benedenwoning aan te bieden, en aldus het pand aan de [b-straat 2] in zijn geheel voor eigen gebruik ter beschikking krijgen.
eblijkens de wetsgeschiedenis ten grondslag liggende afweging van belangen van enerzijds degeen die een verhuurde woning koopt met de bedoeling haar zelf in gebruik te nemen, en anderzijds de huurder van die woning, strookt niet om indien eerstgenoemde na afloop van de in die bepaling voorziene "wachttijd" van drie jaren de huur heeft opgezegd op de in het eerste lid onder 3° omschreven grond, bij de alsdan vereiste afweging van de belangen en behoeften van beide partijen als factor ten nadele van de verhuurder in aanmerking te nemen de omstandigheid dat de verhuurder, toen hij de woning kocht, wist dat de huurder haar niet wilde verlaten, ook niet na ommekomst van de "wachttijd".
eeerste lid onder 3° als "passend" zijn aan te merken, nader hebben uitgelaten over de hoogte van de daarbij in aanmerking te nemen huurprijs, dan wel meer precieze gegevens hebben verstrekt over hun huidige inkomen resp. over het inkomen dat zij t.z.t. na de pensionering van [verzoeker] zullen hebben.
verwerpt het beroep;
26 april 1985.