Het Hof heeft het bewijs van het bewezenverklaarde mede doen steunen op een proces-verbaal nr. 2688 B/'83 d.d. 1 augustus 1983, inhoudende de verklaring van [betrokkene 1] voorzover hier van belang, zakelijk weergegeven, luidende:
" [verdachte] zou in de auto blijven wachten, terwijl wij met z'n drieën naar binnen de winkel in zouden gaan. " [betrokkene 2] deed de deur van de winkel open, waarna ik als eerste naar binnen liep ... ". " [betrokkene 3] kwam achter mij, gevolgd door [betrokkene 2] ",
zulks ten onrechte, aangezien de verklaring van deze ene getuige, die in zijn eerder tegenover de opsporingsambtenaren afgelegde verklaringen spreekt over respectievelijk A, B en C (verklaring d.d. 16 juli 1983, proces-verbaal nr. 2688/83, blad 22 e.v.) en [naam 1] en [naam 2] of [naam 3] (verklaring d.d. 17 juli, proces-verbaal nr. 2688/83, blad 30 e.v.), de bewezenverklaring niet vermag te dragen, nu requirant gedurende het gehele onderzoek ter zake van de onderhavige poging tot diefstal heeft ontkend (één der) mededader (s) van deze [betrokkene 1] voornoemd te zijn geweest en de overige door het Hof gebezigde bewijsmiddelen noch op zich, noch in onderling verband en samenhang, geacht kunnen worden het hiervoor aangehaalde gedeelte van de verklaring van [betrokkene 1] te steunen.
Met name is niet redengevend voor het bewijs van het bewezenverkaarde het proces-verbaal nr. 2688/83 van 18 juli 1983, voorzover inhoudende de door [betrokkene 4] en [betrokkene 5] op 15 juli 1983 afgelegde verklaringen, aangezien deze getuigen de mededaders van [betrokkene 1] niet hebben herkend, weshalve de aanwijzing door [betrokkene 1] van requirant als (één van) zijn mededader (s) niet kan strekken tot het bewijs, zijnde die aanwijzing willekeurig, en met evenveel recht vorenbedoelde [naam 1] en/of [naam 2] of [naam 3] had kunnen (blijven) betreffen.
Het proces-verbaal d.d. 10 augustus 1983 van [verbalisant 1] , waarin is gerelateerd omtrent de positieve uitslag van een op requirant gehouden sorteerproef, kan evenmin tot het bewijs van het bewezenverklaarde bijdragen, aangezien requirant elke betrokkenheid ter zake van de poging tot diefstal heeft ontkend. Niettegenstaande de omstandigheid dat uit de proces-stukken niet blijkt dat door de raadsman van requirant ter terechtzitting van het Hof van 3 mei 1984 weren zijn gevoerd, had het Hof, gelet op het feit dat [betrokkene 1] in zijn eerder afgelegde verklaringen andere personen als mededader noemt, dienen te motiveren om welke reden het (meer) waarde hechtte aan de als bewijsmiddel gebezigde verklaring van [betrokkene 1] , dan aan zijn eerder afgelegde verklaringen. Deze eerdere verklaringen zijn immers gelijkluidend aan de als bewijsmiddel gebezigde verklaringen. Slechts voor wat betreft de aanwijzing van de mededader (s) wijken zij daarvan af. Nu voor dit laatste geen steunbewijs aanwezig is, ontbreekt elk inzicht in de gedachtengang van het Hof ter zake van het bewijs van het mededaderschap van requirant.