Uitspraak
7 mei 1985
nr. 78.144
JC
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te
[woonplaats], ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Schans" te Amsterdam.
28 mei 1983is overleden, welke bewijsmiddelen derhalve niet redengevend kunnen zijn voor het bewezenverklaarde dat de overledene op
21 mei 1983van het leven werd
beroofd, hetgeen daarmede immers uit de inhoud van die bewijsmiddelen niet valt af te leiden.
21 mei 1983het slachtoffer van het leven zou hebben
beroofd.
dat
Het door de officier van justitie in dit arrondissement voor fotocopie conform het origineel getekende proces-verbaal nr. S 10702 d.d. 21 mei 1983 van de gemeentepolitie te Haarlem.
Het door de officier van justitie in dit arrondissement voor fotocopie conform het origineel getekende proces-verbaal nr. R 3600/83 A d.d. 1 juni 1983 van de gemeentepolitie te Haarlem.
Het door de officier van justitie in dit arrondissement voor fotocopie conform het origineel getekende deskundigenverslag nr. 83219/Z125 d.d. 13 juni 1983.
Op 28 mei 1983, heeft ondergetekende als beëdigd deskundige, in de Maria Stichting te [plaats] , de uit- en inwendige schouwing verricht van het lijk van: [slachtoffer] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, ten einde na te gaan de oorzaak van diens dood en hetgeen verder van belang mocht blijken.
samenvattingvan de door die deskundige verrichte schouwing:
A. - door de linker oorlel tot links in de hals waar de linker binnenste halsslagader (Lat.: arteria carotis interna) en de linker grote halsader (Lat. vena jugularis) zodanig waren gekliefd dat daardoor tussen de genoemde slagader en ader een z.g. (arterioveneuze) fistel = verbinding was ontstaan. Daardoor kon slagaderlijk bloed, bestemd voor de inwendige delen van de schedel, met name de hersenen, in de halsader geraken en in plaats van in de hersenen weer naar het hart terugkeren. Aldus was de bloedverzorging van de hersenen geringer dan normaal.
conclusievan die deskundige:
verdachteheeft ter terechtzitting In hoger beroep verklaard, zakelijk weergegeven:
anonieme getuige H:
Rechter-Commissaris:
anonieme getuige H:
Rechter-Commissaris:
anonieme getuige E:
Rechter-Commissaris:
anonieme:
[getuige], afgelegd op 21 mei 1983:
verbalisanten:
[getuige]:
[betrokkene 4]:
als verklaring van
[betrokkene 3]:
5.2.1. Het Hof heeft overwogen als in het tweede middel is weergegeven.
5.2.2. Het Hof heeft in de tweede alinea van zijn overweging terecht aangenomen dat, zelfs indien de door de raadsman geopperde mogelijkheid zou hebben bestaan, zulks geenszins eraan in de weg staat dat de dood van het slachtoffer als het gevolg van het eerder handelen van de verdachte wordt toegerekend aan laatstgenoemde, wiens opzet - gelijk het Hof heeft bewezenverklaard - op die dood was gericht. In het tweede middel wordt dat tevergeefs bestreden.
7 mei 1985.