ECLI:NL:HR:1985:2

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 1985
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
22.79
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • V. Vroom
  • A. Stol
  • J. Jansen
  • A. van der Linde
  • H. Roelvink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van uitspraak door gebrek aan wettelijk aantal raadsheren

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een besloten vennootschap tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1975/1976. De belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen van f. 2.591.311,--, maar het Hof had deze aanslag verminderd tot f. 2.002.811,--. De uitspraak van het Hof was gedaan op 7 februari 1984, maar het bleek dat de uitspraak niet was vastgesteld door het wettelijk voorgeschreven aantal van drie leden van de meervoudige kamer van het Hof, aangezien mr. Lievaart, die als voorzitter optrad, op dat moment niet meer lid was van het Hof. Dit gebrek in de samenstelling van de kamer leidde tot de nietigheid van de uitspraak volgens artikel 21 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitspraak van het Hof nietig is en heeft deze vernietigd. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing in meervoudige kamer, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste samenstelling van de rechterlijke instanties en de gevolgen van een gebrek daaraan voor de geldigheid van uitspraken.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 19 juni 1985 en onderstreept de noodzaak voor een correcte procedurele afhandeling van belastingzaken, waarbij de rechten van de belanghebbenden gewaarborgd moeten zijn door een wettelijk voorgeschreven aantal rechters in de besluitvorming.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde kamer
19 juni 1985
Nr. 22.790
Arrest
Gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] B.V.te
[Z]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 7 februari 1984 betreffende de aan haar voor het jaar 1975/1976 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag.
Aan belanghebbende is voor het jaar 1975/1976 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f. 2.591.311,--.
2. Geding voor het Hof.
Belanghebbende is, na verkregen schriftelijke toestemming van de Inspecteur, op de voet van artikel 26, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de aanslag rechtstreeks in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f. 2.002.811,--.
3. Geding in cassatie.
Belanghebbende heeft van ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie.
De uitspraak van het Hof vermeldt, dat zij ter raadkamer is gedaan de dato 7 februari 1984, door mr. Lievaart, vice-president, als voorzitter, mr. Wolt, raadsheer, en prof. Van Dijck, raadsheer-plaatsvervanger.
Mr. Lievaart was op 7 februari 1984 niet meer lid van het Hof.
De uitspraak is derhalve niet vastgesteld door het voor de meervoudige kamers der gerechtshoven wettelijk voorgeschreven aantal van drie leden en is mitsdien ingevolge het bepaalde in artikel 21 van de Wet op de rechterlijke organisatie nietig.
5. Beslissing.
De Hoge Raad
vernietigt de uitspraak van het Hof en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Aldus gewezen door mrs. Vroom, vice-president, Stol, Jansen, Van der Linde en Roelvink, raden. Uitgesproken door de vice-president voornoemd ter raadkamer van 19 juni 1985, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Van den Dries.