Uitspraak
Eerste Kamer
Nr. 12.214
AT
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERES tot cassatie,
advocaat: Mr. R.A.A. Duk,
[betrokkene 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: Mr. Y.H.M. Nijgh,
PD – Rb 18/9/1981.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen bepleit door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Mok strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
"dat Mohammedaanse werknemers op hun heilige feestdagen in beginsel aanspraak hebben op een vrije dag - de eerbied, die in een verdraagzame maatschappij met godsdienstvrijheid, aan ieders godsdienstige opvattingen moet worden betuigd brengt zulks mee en van dat beginsel slechts onder bijzondere omstandigheden mag worden afgeweken - omstandigheden overeenkomstig de omstandigheden, waaronder op de erkende christelijke feestdagen ook wel eens gewerkt moet worden -".
Om deze reden kunnen de volgens andere godsdiensten geldende feestdagen niet met de algemeen erkende christelijke feestdagen op één lijn worden gesteld voor de beantwoording van de vraag of een werkgever bevoegd is op die andere feestdagen werkzaamheden te verlangen van individuele, naar de betreffende godsdienst levende, werknemers.
30 maart 1984.