Uitspraak
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Deze klacht is gegrond. Waar het in de gedachtengang van het Hof voor de beoordeling van het gedrag van [de scheepsmakelaar] na 15 maart 1975 van zo centrale betekenis is, dat hij uit het hem gegeven advies had moeten begrijpen dat de zekerheid waarop hij vertrouwde, na 15 maart 1975 haar waarde spoedig zou verliezen, wat bij een zekerheid op zichzelf niet voor de hand ligt, had het Hof moeten aangeven, op welke gronden [verweerder] er hem een verwijt van konden maken dat hij dat niet heeft begrepen. In zover is voormelde klacht van de onderdelen 6 en 9 (eerste alinea) gegrond. Dit brengt mee dat de klachten van de onderdelen 7 en 8 (eerste alinea) geen bespreking behoeven. Uit de verwerping van de klachten van de onderdelen 1-4 volgt dat ook de klacht in de tweede alinea van onderdeel 5 ongegrond is.
14 oktober 1983.