ECLI:NL:HR:1983:AG4556

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 1983
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
6302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Drion
  • J. Snijders
  • H. Haardt
  • R. Royer
  • M. van den Blink
  • A. Ras
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring en cassatieprocedure betreffende betalingsonmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 1983 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een verzoek tot faillietverklaring. De verzoeker, [verzoeker], werd door de verweerder, [verweerder], in augustus 1982 in staat van faillissement verzocht te verklaren. De Rechtbank te Zwolle heeft dit verzoek op 29 september 1982 afgewezen. Hierop heeft de verweerder hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat op 29 december 1982 de beschikking van de Rechtbank heeft vernietigd en de verzoeker in staat van faillissement heeft verklaard. De verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de stelling van de verzoeker, dat hij niet in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, niet wordt ondersteund door het recht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verzoeker, naast een vaststaande schuld aan de aanvrager van zijn faillissement, slechts een belastingschuld heeft die niet onmiddellijk opeisbaar is. Dit argument werd door de Hoge Raad verworpen, aangezien het Hof had vastgesteld dat er summierlijk bewijs was van de betalingsonmacht van de verzoeker, die bovendien slechts geringe inkomsten had uit de handel in tweedehands auto’s.

De Hoge Raad heeft het beroep van de verzoeker verworpen en verleent hem vergunning om kosteloos in cassatie te procederen. Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Snijders, Haardt, Royer en Van den Blink, en is in het openbaar uitgesproken door vice-president Ras.

Uitspraak

18 maart 1983
Eerste Kamer
Req.nr. 6302
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: Mr. L. van Heijningen,
PD – HR 18/3/1983,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: Mr. J.C. van Oven.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een verzoekschrift van 25 augustus 1982 heeft verweerder in cassatie, [verweerder], zich gewend tot de Rechtbank te Zwolle met het verzoek verzoeker tot cassatie, [verzoeker], te verklaren in staat van faillissement.
Na behandeling in raadkamer heeft de Rechtbank bij beschikking van 29 september 1982 het verzoek afgewezen.
Tegen die beschikking heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 29 december 1982 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verzoeker] in staat van faillissement verklaard.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatie-request is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor [verweerder] bepleit door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Franx strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De aan het middel ten grondslag liggende stelling dat een schuldenaar niet kan verkeren in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen indien hij naast zijn op grond van een rechterlijke uitspraak vaststaande schuld aan de aanvrager van zijn faillissement, welke schuld hij onbetaald laat, slechts een belastingschuld heeft die voorshands niet opeisbaar is – en wel ingevolge een hem door de Ontvanger verleend uitstelsel krachtens artikel 17 van de Invorderingswet Directe Belastingen – vindt geen steun in het recht.
Bij zijn oordeel dat summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden welke aantonen dat [verzoeker] verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, heeft het Hof bovendien mede laten wegen dat [verzoeker] thans slechts zeer geringe inkomsten heeft uit handel in tweedehands auto’s, gedreven met incidenteel van derden geleende gelden, en is het Hof derhalve uitgegaan van het bestaan van nog meer schulden.
Ten slotte valt niet in te zien hoe het Hof door zijn oordeel als voormeld artikel 17 van voornoemde Wet zou hebben geschonden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
verleent [verzoeker] vergunning in cassatie kosteloos te procederen.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Snijders, Haardt, Royer en Van den Blink, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op
18 maart 1983.