3.1 In de vierde rechtsoverweging heeft het Hof vastgesteld dat Van Dijk zijn vordering baseert op twee door hem gestelde verborgen gebreken, te weten: wateroverlast en het feit dat door een ontwateringspomp zand onder de fundering was weggezogen, waardoor deze over een lengte van circa drie meter niet meer dragend was.
Ten aanzien van het gebrek betreffende de wateroverlast oordeelt het Hof in de vijfde rechtsoverweging dat dit niet een verborgen gebrek was. Ten aanzien van het gebrek betreffende het onder de fundering weggezogen zand stelt het Hof in de zevende rechtsoverweging vast, dat Bedaux c.s. hiervan niet op de hoogte waren, zodat zij zich met succes kunnen beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken in de koopovereenkomst.
De onderdelen I en II hebben betrekking op ’s Hofs overwegingen inzake het gebrek betreffende de wateroverlast, onderdeel III op wat het Hof overweegt over de uitsluiting van de aansprakelijkheid ter zake van het gebrek betreffende het weggezogen zand.
3.2 Volgens onderdeel I is onbegrijpelijk dat het Hof Van Dijks vordering aldus heeft begrepen dat hij deze in de eerste plaats op het verborgen gebrek van “wateroverlast” heeft gebaseerd. Zijn bezwaren richten zich - aldus Van Dijk - tegen de aanwezigheid van de ontwateringspomp, omdat deze gevaar voor verzakking van het fundament teweegbrengt en omdat bij uitvallen van de pomp “de boel onderloopt”, terwijl deugdelijke voorzieningen, zo al mogelijk, kostbaar zijn.
Deze klacht miskent dat het juist deze situatie is, die het Hof aanduidt met de term “wateroverlast”. De klacht van Van Dijk , zoals in het onderdeel omschreven, komt er immers op neer dat de situatie ter plaatse in verband met de grondwaterstand zo is, dat zonder werkende pomp “de boel onderloopt”, terwijl de pomp in werking een gevaar voor de fundering oplevert. Wanneer de ontwateringspomp niet nodig zou zijn voor bestrijding van wateroverlast, zou de enkele aanwezigheid van de pomp - die dan buiten werking kon blijven - moeilijk als een “gebrek” van de woning kunnen worden beschouwd.
3.3 Onderdeel II miskent dat het Hof in rechtsoverwegingën 5 en 6 nog enkel onderzoekt of bedoelde “wateroverlast” kan gelden als een gebrek dat verborgen was. Het onderdeel, dat van een andere lezing van deze overwegingen uitgaat, kan daarom niet tot cassatie leiden.
3.4 Onderdeel III slaagt. Het Hof heeft met betrekking tot het verborgen gebrek, gelegen in de ontzanding van de fundering, de aansprakelijkheid van Bedaux c.s. verworpen op grond van de contractuele uitsluiting van aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken, nu vaststond dat Bedaux niet op de hoogte was van dat gebrek. Ten onrechte is het Hof daarbij niet ingegaan op de stelling van Van Dijk , dat Bedaux als ingenieur en architect een ernstig verwijt trof dat hij het ontzandingsgevolg van het gebruik van de ontwateringspomp niet voorzien had. Zou deze stelling juist zijn, dan zouden Bedaux c.s. zich inderdaad niet op de uitsluiting van aansprakelijkheid voor dit gebrek kunnen beroepen, indien, zoals Van Dijk heeft gesteld maar Bedaux c.s. hebben ontkend, zij de koper zelfs niet op de hoogte hadden gesteld van het bestaan van de ontwateringspomp.
3.5 De gegrondheid van onderdeel III brengt mee dat ‘s Hofs arrest niet in stand kan blijven en dat onder meer alsnog onderzocht dient te worden of Bedaux een zó ernstig verwijt ervan kan worden gemaakt dat hij de ontzanding van de fundering door het gebruik van de pomp niet heeft voorzien, dat Bedaux c.s. zich wat dit gebrek betreft, niet te goeder trouw op de contractuele uitsluiting van hun aansprakelijkheid kunnen beroepen.