ECLI:NL:HR:1982:AH8691

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 1982
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11863
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J. Drion
  • A. Haardt
  • M. Martens
  • W. van den Blink
  • J. Verburgh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkoper bij verborgen gebreken in koopovereenkomst woonhuis

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de verkoper in een koopovereenkomst voor een woonhuis, waarbij de koper, Quirinus Fredericus Marja van Dijk, verborgen gebreken aanvoert. De koper vordert ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding, omdat hij stelt dat er sprake is van wateroverlast en dat een ontwateringspomp zand onder de fundering heeft weggezogen. De verkoper, Arnoud Jacques Bedaux, en zijn medeverweerders, hebben zich beroepen op een contractuele uitsluiting van aansprakelijkheid voor verborgen gebreken. De rechtbank heeft de vordering van de koper afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op de stelling van de koper dat de verkoper, als ingenieur en architect, een ernstig verwijt kan worden gemaakt voor het niet voorzien van de ontzanding van de fundering door het gebruik van de ontwateringspomp. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat het hof moet onderzoeken of de verkoper zich te goeder trouw kan beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid, gezien zijn professionele achtergrond en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

7 mei 1982
Eerste Kamer
nr. 11.863
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Quirinus Fredericus Marja VAN DIJK ,
wonende te Oisterwijk ,
EISER tot cassatie,
advocaat: Mr. E. van Staden ten Brink,
tegen
1. Arnoud Jacques BEDAUX , en
2. Nicoleta Henriette Jozefa Maria STOK ,
beiden wonende te Oisterwijk ,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij exploot van 6 juli 1979 heeft Van Dijk Bedaux c.s. gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd dat de Rechtbank de tussen Van Dijk en Bedaux c.s. gesloten koopovereenkomst met betrekking tot een woonhuis ontbonden verklaart, althans voor recht verklaart dat Van Dijk niet gehouden is tot medewerking aan het transport van het door hem gekochte pand, met veroordeling van Bedaux c.s. tot vergoeding van de door Van Dijk geleden en nog te lijden schade.
Bedaux c.s. hebben in reconventie gevorderd Van Dijk te veroordelen tot - na hun aanvankelijke eis verminderd te hebben - betaling van een boete van f 35.000,--.
Na debat in conventie en reconventie heeft de Rechtbank bij vonnis van 25 maart 1980 Van Dijk in conventie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en in reconventie veroordeeld tot betaling van f 35.000,-- aan Bedaux c.s..
Van deze uitspraak is Van Dijk , zowel in conventie als in reconventie, in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, welk Hof bij arrest van 17 februari 1981 het vonnis van de Rechtbank, zowel in conventie als in reconventie gewezen, heeft bekrachtigd.
De beslissing van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Van Dijk heeft tegen de beslissing van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De dagvaarding tot cassatie is aan deze uitspraak gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat van Van Dijk heeft het cassatiemiddel bij pleidooi toegelicht.
De Advocaat-Generaal Biegman-Hartogh heeft geconcludeerd tot vernietiging van ‘s Hofs arrest.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In de vierde rechtsoverweging heeft het Hof vastgesteld dat Van Dijk zijn vordering baseert op twee door hem gestelde verborgen gebreken, te weten: wateroverlast en het feit dat door een ontwateringspomp zand onder de fundering was weggezogen, waardoor deze over een lengte van circa drie meter niet meer dragend was.
Ten aanzien van het gebrek betreffende de wateroverlast oordeelt het Hof in de vijfde rechtsoverweging dat dit niet een verborgen gebrek was. Ten aanzien van het gebrek betreffende het onder de fundering weggezogen zand stelt het Hof in de zevende rechtsoverweging vast, dat Bedaux c.s. hiervan niet op de hoogte waren, zodat zij zich met succes kunnen beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken in de koopovereenkomst.
De onderdelen I en II hebben betrekking op ’s Hofs overwegingen inzake het gebrek betreffende de wateroverlast, onderdeel III op wat het Hof overweegt over de uitsluiting van de aansprakelijkheid ter zake van het gebrek betreffende het weggezogen zand.
3.2 Volgens onderdeel I is onbegrijpelijk dat het Hof Van Dijks vordering aldus heeft begrepen dat hij deze in de eerste plaats op het verborgen gebrek van “wateroverlast” heeft gebaseerd. Zijn bezwaren richten zich - aldus Van Dijk - tegen de aanwezigheid van de ontwateringspomp, omdat deze gevaar voor verzakking van het fundament teweegbrengt en omdat bij uitvallen van de pomp “de boel onderloopt”, terwijl deugdelijke voorzieningen, zo al mogelijk, kostbaar zijn.
Deze klacht miskent dat het juist deze situatie is, die het Hof aanduidt met de term “wateroverlast”. De klacht van Van Dijk , zoals in het onderdeel omschreven, komt er immers op neer dat de situatie ter plaatse in verband met de grondwaterstand zo is, dat zonder werkende pomp “de boel onderloopt”, terwijl de pomp in werking een gevaar voor de fundering oplevert. Wanneer de ontwateringspomp niet nodig zou zijn voor bestrijding van wateroverlast, zou de enkele aanwezigheid van de pomp - die dan buiten werking kon blijven - moeilijk als een “gebrek” van de woning kunnen worden beschouwd.
3.3 Onderdeel II miskent dat het Hof in rechtsoverwegingën 5 en 6 nog enkel onderzoekt of bedoelde “wateroverlast” kan gelden als een gebrek dat verborgen was. Het onderdeel, dat van een andere lezing van deze overwegingen uitgaat, kan daarom niet tot cassatie leiden.
3.4 Onderdeel III slaagt. Het Hof heeft met betrekking tot het verborgen gebrek, gelegen in de ontzanding van de fundering, de aansprakelijkheid van Bedaux c.s. verworpen op grond van de contractuele uitsluiting van aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken, nu vaststond dat Bedaux niet op de hoogte was van dat gebrek. Ten onrechte is het Hof daarbij niet ingegaan op de stelling van Van Dijk , dat Bedaux als ingenieur en architect een ernstig verwijt trof dat hij het ontzandingsgevolg van het gebruik van de ontwateringspomp niet voorzien had. Zou deze stelling juist zijn, dan zouden Bedaux c.s. zich inderdaad niet op de uitsluiting van aansprakelijkheid voor dit gebrek kunnen beroepen, indien, zoals Van Dijk heeft gesteld maar Bedaux c.s. hebben ontkend, zij de koper zelfs niet op de hoogte hadden gesteld van het bestaan van de ontwateringspomp.
3.5 De gegrondheid van onderdeel III brengt mee dat ‘s Hofs arrest niet in stand kan blijven en dat onder meer alsnog onderzocht dient te worden of Bedaux een zó ernstig verwijt ervan kan worden gemaakt dat hij de ontzanding van de fundering door het gebruik van de pomp niet heeft voorzien, dat Bedaux c.s. zich wat dit gebrek betreft, niet te goeder trouw op de contractuele uitsluiting van hun aansprakelijkheid kunnen beroepen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 17 februari 1981;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
verstaat dat over de veroordeling in de kosten op het geding in cassatie gevallen bij de einduitspraak zal worden beslist;
begroot deze kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Dijk op f 393,-- aan verschotten en f 2.000,-- voor salaris, en aan de zijde van Bedaux c.s. op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Drion als voorzitter en de raadsheren Haardt, Martens, Van den Blink en Verburgh, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Ras op
7 mei 1982.