De Hoge Raad der Nederlanden,
in de zaak nr. 11.679 van
de commanditaire vennootschap op aandelen naar Noors recht K/S A/S Jan Tore Haaland, gevestigd te Stavanger , Noorwegen, mede optredende onder de naam Haaland & Sønn , eiseres tot cassatie van een tussen partijen gewezen en op 28 februari 1980 uitgesproken arrest van het Gerechtshof te 'sGravenhage, vertegenwoordigd door Mr. J.L.W. Sillevis Smitt, advocaat bij de Hoge Raad,
t e g e n
de Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te 'sGravenhage, verweerder in cassatie, vertegenwoordigd door Mr. E. Korthals Altes, eveneens advocaat bij de Hoge Raad;
Gehoord partijen;
Gehoord de Advocaat-Generaal Haak in zijn conclusie tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam;
Gezien het bestreden arrest en de stukken van het geding, waaruit het volgende blijkt.
Bij exploit van 1 november 1974 heeft eiseres tot cassatie — verder te noemen Haaland — de verweerder in cassatie — de Staat — gedagvaard voor de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd de som van ƒ 2.000.000,--, althans een zodanig bedrag wegens hulploon als de Rechtbank in goede justitie naar billijkheid zal vaststellen. Daartoe heeft Haaland , verkort samengevat, gesteld:
‘’(A) Op 17 juli 1973 is te omstreeks 04.30 uur aan de wacht ten kantore van Haaland via het radiotelefonisch noodkanaal 16 door Rogaland Radio (Radiostation Stavanger ) medegedeeld dat een Nederlandse onderzeeboot wegens uitvallen van zijn machines dringend hulp behoefde. De vraag was hoe spoedig Haalands sleepboot Haabrand zou kunnen uitvaren en hoeveel tijd nodig zou zijn om een bepaalde positie in de Noordzee te bereiken. Op het antwoord dat de boot in ongeveer een half uur zou kunnen vertrekken en dat haar snelheid gemiddeld 12 knopen bedroeg, werd Haaland verzocht ten spoedigste de onderzeeboot te hulp te komen. Als de positie van de boot werd opgegeven: 58'56' N, 4° 56' E.
Te omstreeks 05.30 uur voer de Haabrand uit, koers zettend naar de opgegeven positie van de onderzeeboot.
Tijdens de reis werd de Haabrand medegedeeld dat de onderzeeboot Zwaardvis heette. Aan de Haabrand werd verzocht de Zwaardvis te Stavanger binnen te slepen.
Hoewel herhaaldelijk werd getracht radiotelegrafisch en radiotelefonisch contact met de Zwaardvis tot stand te brengen, gelukte dit niet.
Te ongeveer 08.30 uur vond de Haabrand nabij de laatst opgegeven positie de Zwaardvis. Deze lag inert in de zee, de kop in westelijke richting, met alleen de toren boven water. Boven in de toren waren mannen in wisselend aantal zichtbaar. Het was niet mogelijk mondeling met dezer in contact te komen. Contact was slechts mogelijk door gebarentaal en was moeizaam.
De Haabrand is, achter de Zwaardvis langs gevaren, bij deze aan bakboord opzij gekomen teneinde zoveel mogelijk lij van de onderzeeboot te hebben en vanuit die positie met een werplijn te beginnen met vastmaken.
Toen men van de Haabrand de lijn wilde overwerpen, werd van de toren van de Zwaardvis beduid daarmede te wachten.
Vanaf de toren van de Zwaardvis werd een lijn overgegooid. Het vastmaken van de lijn bleek een moeizame geschiedenis. Nadat de sleepdraad tenslotte was aangesloten kon de Haabrand met slepen beginnen. Tijdens de sleepreis heeft het Noorse marinecommando te 14.30 uur aan Haaland opdracht gegeven een tweede boot uit te zenden, ten einde de Zwaardvis van verplaatsbare lenspompen te voorzien en haar bij het afmeren te assisteren.
Dienovereenkomstig vertrok de Haandy te 15.00 uur met aan boord twee verplaatsbare lenspompen. Bij de ingang van Lindøysundet kwam zij bij de sleep. Het achterdek van de Zwaardvis was boven water, er was daar een meerploeg. Dicht langszij komend zag en hoorde men aan boord van de Haandy dat aan boord van de Zwaardvis een motor liep. Er stroomde water langs het boven water zijnde rompgedeelte naar beneden.
Te 15.30 uur, halverwege tussen Lindøysundet en de haven van Stavanger , maakte de Haandy op het achterschip van de onderzeeboot vast. Te 16.00 uur hadden de beide sleepboten de onderzeeboot aan de kade van Stavanger gebracht en was zij afgemeerd. De sleepboten werden bedankt; de door de Haandy meegebrachte lenspompen werden geweigerd.
Zichtbaar bleef, dat de Zwaardvis zelf een of meer lenspompen in werking had. Zij is ook aanmerkelijk hoger in het water komen te liggen dan zij gelegen had toen de Haabrand haar oppikte en gedurende de daarop volgende sleepreis.
De volgende morgen, 18 juli, is te Stavanger gearriveerd het fregat van de Koninklijke Nederlandse Marine Hr. Ms. Evertsen. Toen het bericht van het ongeluk met de Zwaardvis binnenkwam, had de Evertsen terstond kikvorsmannen en een aanzienlijke hoeveelheid gedistilleerd water aan boord genomen en was met grote spoed naar Stavanger vertrokken. Het kwam er op aan, dat de onderzeeboot werd lens gepompt en dat ten spoedigste haar electrische en electronische installatie met gedistilleerd water en chemische schoonmaakmiddelen werd gereinigd. Deze installaties waren bijzonder gevoelig voor zout water en het was van uiterst belang dat bij dit reinigingswerk geen tijd werd verspeeld.
Op 20 juli zijn de Evertsen en Zwaardvis te 08.30 uur ontmeerd en vertrokken.
(B) De Zwaardvis is een moderne waterdruppel-vormige onderzeeboot met enkele schroef. De voortstuwing is bij vaart aan de oppervlakte en bij snuivervaart onder water dieselelectrisch, bij vaart onder water zonder snuiver gebruik electrisch.
De snuiverinstallatie dient om dieselelectrische voortstuwing bij vaart onder water mogelijk te maken. Zij moet de vereiste toevoer van buitenlucht aan de dieselmotoren verstrekken. Daartoe dient de zogenaamde snuivermast, een buis die boven de toren uitstekend, als luchtleiding door deze en door het schip naar beneden leidt naar de zogenaamde snuivertank, die voor en onder in de machinekamer gelegen is. Boven deze tank bevindt zich een opening waardoor de voor de dieselmotoren aangezogen lucht in de machinekamer krachtig binnenstroomt.
Deze snuiverluchtleiding is voorzien van een systeem van kleppen waardoor zij tegen doordringen van water kan worden afgesloten. Met name is in de top van de snuivermast aangebracht het snuiverinlaattopklepsysteem.
Wanneer bij snuivervaart water over de top van de snuivermast en in aanraking komt met de electroden van het systeem, sluit de topklep automatisch en wordt verder binnendringen van water gestopt. Evenzeer automatisch wordt de klep weer geopend zodra de top zich in de vrije lucht bevindt en de electroden boven water komen.
In de nacht van 16 op 17 juli 1973 voer de Zwaardvis in de Noorse Zee ter hoogte van Stavanger circa 20 mijl uit de Noorse kust op periscoopdiepte. Nadat opdracht was gegeven met de boot te gaan snuiveren werd te circa 00.45 uur de snuivermast geheel opgezet en werd voorts de hoofdluchtinlaatklep geopend.
Direct na het opzetten van de snuivermast en het boven water komen van de topklepelectroden ging de inlaattopklep open. Ook daarna werd een juiste werking van het inlaattopklepsysteem geconstateerd.
Spoedig daarna echter werd bemerkt, dat de inlaattopklep niet werkte, dat de boot plotseling achterover wegzakte, en dat water in grote hoeveelheid via de snuivertank de machinekamer binnenstroomde.
Hoewel terstond maatregelen werden genomen kon niet worden voorkomen dat de boot steeds dieper wegzakte in snel toenemende helling achterover die tenslotte circa 40° bedroeg, terwijl zich in het achterschip een enorme hoeveelheid water verzamelde.
Op ruim 50 m diepte bleef de boot enige tijd hangen, waarna ze begon terug te komen. Zij kwam tenslotte te 00.51 uur boven water.
Inmiddels waren de verlichting en electro-hydraulische besturing uitgevallen, was het omroepsysteem uitgevallen, weigerde de voortstuwing; kortsluiting was ontstaan in het manoeuvreerbord in de manoeuvreerkamer, waar men vuur uit had zien komen.
Aan de oppervlakte gekomen, lag de Zwaardvis zonder slagzij of helling. Circa 15% van haar positief drijfvermogen had zij verloren. Het enige waartoe zij feitelijk in staat was, was blijven drijven. Zij was niet in staat radiotelegrafisch of radiotelefonisch contact op te nemen, zij was stilliggend, ook met de noodstuurinrichting ter beschikking, onbestuurbaar, haar lens- en trimpompen werkten niet en de voortstuwingsinstallatie was onbruikbaar. In alle electronische netten alsmede alle 60 Hz-omvormers stond volle of gedeeltelijke sluiting.
In het machinekamer compartiment was ± 40 ton zeewater binnengestroomd. Het niveau van het water was, bij gelijklastig liggend schip, in het niveau van het scheepsvlak tot aan de achtergenerator gestegen, terwijl in de hekkamer het water even onder de hoofdelectromotoren stond.
Door het slingeren van de boot spatte het water in de brede zij hoog op tot aan de aanloopkasten van de lens- en trimpompen.
Het binnengedrongen zeewater had reeds aanzienlijke schade veroorzaakt; voortdurende aanwezigheid van dit zoute water kon slechts tot ernstige vergroting van de schade leiden.
Onmiddellijk na het boven water komen is een bericht voor het aanvragen van sleepbootassistentie geconcipieerd om te voorkomen dat de Zwaardvis bij eventueel krimpende wind op lager wal terecht zou komen. Dit bericht kon echter pas te 02.20 uur worden uitgezonden, en wel aan de Noorse marine commandant te Stavanger , alsmede ter informatie aan het Noorse Marinecommando en aan de Commandant Onderzeedienst Nederland.
Het was het streven van de Commandant der Zwaardvis ervan verzekerd te zijn, dat op zijn verzoek direct actie zou worden genomen. Als het meest urgent werd beschouwd: