Overwegende dat [eiser] tegen dat arrest als middelen van cassatie doet aanvoeren:
"I. Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt, doordat het Hof het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd, onder meer overwegende dat, indien al zou komen vast te staan dat [verweerster] bedoelde mededelingen zou hebben gedaan, [verweerster] desondanks onder bedoelde omstandigheden van [eiser] mocht verwachten, dat [eiser] niet zonder meer op mededelingen van [verweerster] zou afgaan, doch zich er zelf van zou vergewissen, of de huurder een eerste klas huurder was en of de huur niet te economisch was, alvorens tot koop over te gaan en aan [verweerster] tipgeld voor zijn tip toe te zeggen, ten onrechte,
omdat door partijen ten processe niet is gesteld dat [eiser] in de door het Hof bedoelde zin niet zonder meer en dadelijk op mededelingen van [verweerster] zou mogen afgaan en geen feiten zijn gesteld welke bedoelde overweging in het kader van de door partijen aan de Rechter voorgelegde rechtsstrijd noodzakelijk maken, zodat het Hof is getreden buiten de grenzen van deze rechtsstrijd en/of de feitelijke grondslag van het geschil, in het bijzonder hetgeen door [verweerster] tot verweer tegen de door [eiser] gestelde mededelingen is aangevoerd, feitelijk heeft aangevuld, dan wel:
omdat het Hof, aldus overwegende, had dienen aan te geven waarom het Hof gemeend heeft in het kader van het over en weer ten processe als het geschil en de grondslag van het geschil gestelde, bedoeld oordeel te mogen uitspreken ter beslissing van dit geschil, zodat het arrest niet naar behoren is gemotiveerd.
II. Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt, doordat het Hof, ten aanzien van de grief waarin [eiser] klaagt dat de Rechtbank van zijn erkenning "dat hij tipgeld heeft toegezegd als beloning voor de tip, zoals door [betrokkene 2] , dus mèt de zo belangrijke gegevens: eerste klas huurder en huur niet te economisch" heeft afgesplitst de erkenning dat [eiser] tipgeld had toegezegd, heeft overwogen dat [eiser] aan de erkenning dat [verweerster] hem het onderhavige object als te koop heeft getipt en, onder meer, dat hij aan [verweerster] voor deze tip een tipgeld heeft toegezegd, heeft toegevoegd dat [verweerster] hem bij deze tip tevens heeft medegedeeld, dat de bedrijfsruimte was verhuurd aan een eerste klas huurder en dat de jaarhuur niet te economisch was, ten onrechte,
omdat het Hof, aldus overwegende, de in de grief bedoelde erkenning heeft gesplitst in enerzijds een erkenning en anderzijds daaraan toegevoegde feiten, op een wijze die ten aanzien van een erkenning dat de beloning is toegezegd voor de tip èn de bedoelde mededelingen, in een geschil over de vraag of de beloning is toegezegd voor de tip dan wel als beloning voor de tip en de mededelingen, ook dan niet kan zijn toegelaten wanneer splitsing van de erkenning ten nadele van degeen die de erkenning doet is toegelaten, zijnde de erkenning die het Hof uit de erkenning van [eiser] heeft afgesplitst in strijd met hetgeen [eiser] met zijn erkenning bestrijdt, te weten: dat het tipgeld is toegezegd voor de tip, zodat 's Hofs overweging in strijd is met de regelen geldend voor de splitsing van erkenningen, in het bijzonder artikel 1961 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel:
omdat het Hof de beweringen welke [eiser] als zijn erkenningen heeft voorgedragen, ambtshalve aanvullend, had dienen aan te merken, behoudens de daarvan te scheiden erkenning dat het tipgeld was toegezegd, als naar inhoud en strekking een ontkenning van de juistheid van de feitelijke stellingen van de tegenpartij waarop deze betrekking hadden, in het bijzonder een ontkenning dat [eiser] het tipgeld had toegezegd voor "deze tip", en dat de grief dienovereenkomstig klaagt over het passeren van deze ontkenning, dan wel:
omdat het Hof in appel oordelend over een erkenning dat het tipgeld is toegezegd voor "deze tip" is getreden buiten de grondslag van het geding, zoals deze door de grieven aan 's Hofs oordeel was onderworpen, nu in de grief niet geklaagd wordt over de splitsing van zulke erkenning, maar over splitsing van de erkenning dat het tipgeld is toegezegd voor "deze tip" en de mededelingen, dan wel:
omdat het Hof niet naar behoren heeft gemotiveerd waarom het Hof gemeend heeft dat [eiser] erkend heeft dat het tipgeld is toegezegd als beloning voor "deze tip".
III. Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming nietigheid medebrengt, doordat het Hof het beroep op dwaling zijdens [eiser] betreffende de bedoelde prestatie en wederprestatie heeft verworpen op grond van omstandigheden waaruit het Hof heeft afgeleid dat [verweerster] van [eiser] mocht verwachten dat [eiser] niet dadelijk en zonder meer op mededelingen van [verweerster] zou afgaan en de beloning toezeggen, alvorens zich er zelf van te vergewissen of de huurder een eerste klas huurder was en of de huur niet te economisch was, zulks in samenhang met overwegingen welke inhouden dat de toezegging van de wederprestatie, in de door het Hof bedoelde zin, dadelijk en zonder meer is gedaan, althans inhouden dat de toezegging is gedaan op dezelfde dag als de tip van [verweerster] en voordat, op diezelfde dag, het pand is gekocht, ten onrechte,
omdat bedoelde verwachtingen zijdens [verweerster] kennelijk betreffen een andere wijze waarop partijen tot overeenstemming omtrent een eventuele beloning voor de tip hadden kunnen komen, en niet de wijze waarop en het tijdstip waarop de toezegging is gedaan en in deze zin ook niet de zelfstandigheid van de zaak als onderwerp van de toezegging zoals deze, zoals ten processe gesteld en vastgesteld, is gedaan, zodat het Hof het beroep op dwaling heeft afgewezen op gronden waarop een beroep op dwaling ten aanzien van de zelfstandigheid van de zaak niet mag worden afgewezen, dan wel:
omdat het Hof, aldus overwegende, had dienen vast te stellen of [eiser] in overeenstemming met de bedoelde verwachtingen van [verweerster] handelend de toezegging heeft kunnen doen op het moment en de wijze waarop hij dit deed, en mitsdien de verwachtingen een redelijkerwijs te verwachten handelwijze tot voorwerp hebben, zodat het arrest niet naar behoren is gemotiveerd.";
Overwegende daaromtrent:
In het licht van de processtukken is niet onbegrijpelijk dat het Hof de stellingen van [verweerster] aldus heeft verstaan dat daarin een subsidiair beroep is gedaan op de in rechtsoverweging 5 vermelde omstandigheid dat " [verweerster] van [eiser] mocht verwachten, dat [eiser] niet zonder meer op mededelingen van [verweerster] zou afgaan, doch zich er zelf van zou vergewissen, of de huurder een eerste klas huurder was en of de huur niet te economisch was, alvorens tot de koop van dat object over te gaan en aan [verweerster] een tipgeld voor zijn tip toe te zeggen". Middel I faalt dus.
Middel II faalt eveneens. Van een met het verbod van artikel 1961 van het Burgerlijk Wetboek strijdige splitsing van een bekentenis is geen sprake, nu het Hof veronderstellenderwijs is uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser] omtrent de hem door [verweerster] gedane mededelingen.
Middel III richt zich tegen 's Hofs oordeel dat, al zou komen vast te staan dat [verweerster] de in rechtsoverweging 2 vermelde mededelingen aan [eiser] heeft gedaan, zulks een beroep op dwaling niet rechtvaardigt. Het Hof heeft daartoe in aanmerking genomen, niet alleen dat — kort gezegd — [verweerster] van [eiser] mocht verwachten dat hij zichzelf zou vergewissen omtrent de in rechtsoverweging 5 vermelde punten, maar ook dat de gang van zaken op de betreffende dag aldus is geweest dat: [verweerster] éérst aan [eiser] het onderhavige object als te koop heeft getipt, [eiser] daarna dit object in rechtstreekse onderhandelingen met de verkoper van deze heeft gekocht, en [eiser] toen — dat wil zeggen: na die verkoop — aan [verweerster] voor de tip het ten processe bedoelde tipgeld heeft toegezegd. Door op grond van een en ander, in onderling verband bezien, te oordelen dat de beweerdelijk door [verweerster] in het eerste stadium gedane mededelingen aan de rechtsgeldigheid van de na de totstandkoming van de desbetreffende transactie gedane toezegging van tipgeld niet in de weg staan, heeft het Hof — anders dan middel III betoogt — niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. 's Hofs oordeel is naar behoren gemotiveerd. Ook middel III faalt dus;
Verwerpt het beroep;
Veroordeelt eiser tot cassatie in de kosten op de voorziening in cassatie gevallen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van verweerster in cassatie begroot op ƒ 230,45 aan verschotten en ƒ 1.700,-- voor salaris.
Aldus gedaan door Mrs. Ras, Vice-President, Drion, Haardt, Martens en de Groot, Raden, en door Mr. Haardt voornoemd uitgesproken ter openbare terechtzitting van de dertiende maart 1900 eenentachtig, in tegenwoordigheid van de Procureur-Generaal.