Overwegende daaromtrent:
Het Hof heeft bij beschikking van 11 januari 1978 - een "latere uitspraak" als bedoeld in artikel 157 lid 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek - aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud ten bedrage van f 700, -- per maand ten laste van de man toegekend. Het Hof heeft bij die beschikking bepaald dat dit bedrag door de man verschuldigd is vanaf 1 februari 1977.
Het cassatiemiddel stelt de vraag aan de orde of dit bedrag ingevolge artikel 402a leden 1 en 2 van rechtswege is gewijzigd met ingang van 1 januari 1978. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord.
Volgens artikel 401 lid 1 kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij "nadien" door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Met "nadien" is bedoeld: na het tijdstip waarop de uitkering is vastgesteld.
De in artikel 402a leden 1 en 2 vervatte regeling beoogt de wijziging van omstandigheden, die haar uitdrukking vindt in de ontwikkeling van het in de laatste zinsnede van het eerste lid bedoelde indexcijfer, van rechtswege - dus zonder daartoe strekkend verzoek - te doen leiden tot een overeenkomstige wijziging van de bij rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst "vastgestelde" bedragen voor levensonderhoud, welke wijziging volgens het tweede lid ingaat op 1 januari volgende op de in het eerste lid genoemde datum.
Gelet op het verband tussen artikel 401 lid 1 en artikel 402a leden 1 en 2 en de in die artikelen gebezigde terminologie - "nadien" (artikel 401 lid 1), de bij rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst "vastgestelde" bedragen (artikel 402a lid 1) - moet worden aangenomen dat in een geval als het onderhavige geen plaats is voor een wijziging van rechtswege per 1 januari van het jaar waarin de uitkering is vastgesteld.
Het Hof, in zijn bestreden arrest overwegende dat "uit de beschikking niet (blijkt) dat bij de bepaling van de uitkering rekening is gehouden met de gegevens, geldend voor 1978, welke gegevens aan het Hof trouwens nog niet bekend waren", hecht voor de vraag of in een geval als het onderhavige plaats is voor een wijziging van rechtswege als in de vorige alinea bedoeld, kennelijk betekenis aan de vraag van welke gegevens de rechter bij zijn beschikking is uitgegaan. Een dergelijke uitleg van de indexeringsregeling, welke regeling erop is gericht dat partijen zonder inschakeling van de rechter kunnen vaststellen welk bedrag moet worden betaald, zou echter in de praktijk tot teveel onzekerheden leiden.
Wijziging van een bij een uitspraak als de onderhavige vastgestelde uitkering kan - afgezien van toekomstige wijzigingen van rechtswege - alleen worden verkregen door wijziging te verzoeken op grond van artikel 401 lid 1 of lid 2.
Onderdeel 1 van het middel is dus gegrond en onderdeel 2 behoeft geen bespreking.
Het arrest van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen;
Vernietigt het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 april 1979;
In conventie:
Wijst af de vordering van de vrouw;
In reconventie:
Verklaart voor recht dat de bij 's Hofs beschikking van 11 januari 1978 vastgestelde alimentatie van f 700, -- per maand niet op 1 januari 1978 van rechtswege is gewijzigd;
Met betrekking tot de kosten van het geding, zo in cassatie als voor het Hof, in conventie en in reconventie: Compenseert die kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gedaan door Mrs. Ras, Vice-President, Drion, Snijders, Haardt en Royer, Raden, en door Mr. Drion voornoemd bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van de veertiende maart 1900 tachtig, in tegenwoordigheid van de Advocaat-Generaal Franx.