ECLI:NL:HR:1979:AC6633

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 1979
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
70.501
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M. Moons
  • A. Royer
  • J. van den Blink
  • W. Wijnholt
  • H. de Waard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vonnis wegens ontoereikend bewijs en verkeerde toepassing van verkeersregels

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 1979 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar. De verdachte was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging door de Rechtbank, die oordeelde dat hij zich had schuldig gemaakt aan een overtreding van de gedragsregel, vastgesteld bij artikel 16 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (R.V.V.). De Officier van Justitie in het arrondissement Alkmaar heeft echter cassatie ingesteld, waarbij de advocaat-generaal Remmelink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom artikel 41 van het R.V.V. niet van toepassing was in deze situatie. De verdachte had op 8 oktober 1977 als bestuurder van een personenauto een verhoogd trottoir met een verkeersdrempel overgestoken, wat leidde tot een aanrijding met een andere auto. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet had onderzocht of er bijzondere omstandigheden waren die de toepassing van artikel 41 R.V.V. uitsloten. Dit gebrek aan motivering leidde tot de conclusie dat het bestreden vonnis niet in stand kon blijven.

De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat het hoger beroep opnieuw kon worden behandeld. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de lagere rechters, vooral bij de toepassing van verkeersregels en de beoordeling van bewijs.

Uitspraak

26 juni 1979
strafkamer
Nr. 70.501
G.C.
Hoge Raad der Nederlanden
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 3 oktober 1978 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1934, wonende te
[woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep, met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter te Hoorn van 24 mei 1978, de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde, gekwalificeerd als "overtreding van de gedragsregel, vastgesteld bij artikel 16 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" ontslagen van alle rechtsvervolging.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie in het arrondissement Alkmaar. Deze heeft het navolgende middel van cassatie voorgesteld:
Schending of verkeerde toepassing van de "artikelen 1, 2 en 34 W.V.W., van de artikelen 41 en 16 van het R.V.V. en van de "artikelen 350, 351, 359 en 431 Sv.", doordat de rechtbank in haar vonnis na haar overweging dat het feit door de verdachte is begaan overweegt dat het bewezen verklaarde oplevert een overtreding van de gedragsregel vastgesteld bij artikel 16 van het R.V.V., zonder daarbij te overwegen en te motiveren dat artikel 41 R.V.V. hier niet van toepassing is; dat verdachte [verdachte] over de voor het openbaar verkeer openstaande weg het Oude Ambacht, een weg namelijk de Sluiswachter naderde, waarvan de daarop uitkomende zijwegen door middel van zogenaamde verhoogde verkeersdrempels van die weg waren afgescheiden; dat kruisingen of splitsingen van wegen noch in de W.V.W. noch in het R.V.V. nader worden omschreven, terwijl het woord en begrip "verhoogde verkeersdrempel" noch in de W.V.W. noch in het R.V.V. wordt genoemd; dat naar het spraakgebruik onder kruising of splitsing van wegen moet worden verstaan wegen, liggende op gelijk of nagenoeg gelijk niveau, die min of meer vloeiend in elkaar overgaan; wanneer, zoals in het onderhavige geval, een weg door de wegbeheerder zo is ontworpen en uitgevoerd dat de aan weerskanten daarop uitkomende zijwegen door middel van verhoogde, van een afwijkende bestrating voorziene en extra verbrede voetpaden zijn afgegrendeld van eerstgenoemde weg, dan voldoen deze kruisingen niet meer aan het begrip kruisingen of splitsingen van wegen als bedoeld in artikel 40 en 41 van het R.V.V.; dat het duidelijk is dat artikel 41 R.V.V. zich niet verdraagt met artikel 16 R.V.V.; dat, nu door de rechtbank niet is onderzocht een eventueel van toepassing zijn van artikel 41 R.V.V., zij niet terecht heeft kunnen concluderen dat het door de verdachte gepleegde feit een overtreding oplevert van artikel 16 van het R.V.V. en dat derhalve dit feit een strafbaar feit is.
De raadsvrouwe van verdachte, Mr H.M. ten Haaft, advocaat te Amsterdam, heeft het cassatieberoep tegengesproken.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De advocaat-Generaal Remmelink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
4. Bewezenverklaring en gebezigde bewijsmiddelen
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
dat hij op 8 oktober 1977 in de gemeente Hoorn als bestuurder van een personenauto daarmede vanaf de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Het Oude Ambacht, de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sluiswachter, is opgereden, waarbij hij een tussen Het Oude Ambacht, voornoemd, en de rijbaan de Sluiswachter, voornoemd, gelegen en tot laatstgenoemde weg behorend verhoogd trottoir met een daarin aangebracht verkeersdrempel is overgestoken, welke gedraging hij, verdachte, op zodanige wijze heeft uitgevoerd dat hierdoor gevaar en hinder werd veroorzaakt voor een over de rijbaan van genoemde Sluiswachter toen en daar rijdende bestuurder van een personenauto.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
A. een ambtsedig proces-verbaal nr. 7179 van 8 november 1977, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk hoofdagent en agent van gemeentepolitie te Hoorn, voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
I. als verklaring van [betrokkene 1] :
dat zij op 8 oktober 1977 als bestuurster van een personenauto reed over de Sluiswachter in de richting Poortwachter; dat zij, gekomen ter hoogte van de kruising Sluiswachter - Het Oude Ambacht zag, dat er een auto vanuit Het Oude Ambacht kwam aanrijden; dat zij dacht, dat hij wel voor haar zou stoppen; dat hij dat echter niet deed en dat een aanrijding niet meer was te voorkomen.
II. als relaas van verbalisanten:
dat aan het einde van Het Oude Ambacht op de kruising van Het Oude Ambacht en de Sluiswachter het trottoir van de Sluiswachter is doorgetrokken danwel een verkeersdrempel is aangebracht in de rijbaan van Het Oude Ambacht; dat de drempel van de rest van het trottoir van de Sluiswachter is te onderscheiden door een afwijkende bestrating.
B. de verklaring van verdachte ter terechtzitting, voorzover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben op 8 oktober 1977 in de gemeente Hoorn als bestuurder van een personenauto daarmede vanaf de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Het Oude Ambacht, de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sluiswachter, opgereden. Daarbij ben ik een tussen Het Oude Ambacht en de rijbaan van de Sluiswachter gelegen verhoogd trottoir met een daarin aangebracht verkeersdrempel overgestoken. Voordat ik die drempel ben overgestoken heb ik op die drempel even stilgestaan om te kijken of er verkeer over de Sluiswachter kwam aanrijden. Het uitzicht voor mij naar links werd beperkt door geparkeerd staande auto's. Om te kunnen zien of voor mij van links over de Sluiswachter verkeer naderde, ben ik met mijn auto doorgereden totdat de voorwielen van mijn auto op de Sluiswachter waren. Op dat moment zag ik dat voor mij van links een auto naderde, waarna een aanrijding met die auto is gevolgd.
5. Beoordeling van het bestreden vonnis naar aanleiding van het middel en ambtshalve
Nu de in de bewezenverklaring vermelde voor het openbaar rijverkeer openstaande wegen Het Oude Ambacht en de Sluiswachter te Hoorn blijkens voormelde verklaring van [betrokkene 1] en voormeld relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] deel uitmaakten van een kruising, had de Rechtbank, alvorens tot voormelde bewezenverklaring te komen, zich rekenschap dienen te geven van de vraag of te dezen sprake was van zodanige bijzondere omstandigheden dat de ingevolge artikel 41 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens geldende regel, dat bij nadering van een kruising een bestuurder aan voor hem van rechts komende bestuurders de doorgang vrij moet laten, niet van toepassing was te achten.
Immers, indien deze regel wèl van toepassing zou zijn, zou de verdachte niet geacht kunnen worden "gevaar en hinder" te hebben veroorzaakt voor de bestuurster van de over de Sluiswachter rijdende personenauto ( [betrokkene 1] ), aangezien laatstgenoemde hem dan voorrang had behoren te verlenen.
Nu de Rechtbank niet met voldoende duidelijkheid heeft doen blijken bijzondere omstandigheden als evenbedoeld aanwezig te hebben geacht en de bewezenverklaring mede daarop te hebben doen steunen, is het bestreden vonnis ten aanzien van de bewezenverklaring niet naar de eis van artikel 359, derde en vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering junctis de artikelen 415 en 425 van dat Wetboek, met redenen omkleed, zodat het niet in stand kan blijven.
6. Slotsom
Nu uit het vorenoverwogenen voortvloeit, dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd, behoeft het middel voor het overige geen bespreking meer en moet na te melden verwijzing volgen.
7. Beslissing
De Hoge Raad vernietigt het bestreden vonnis en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Moons als voorzitter en de raadsheren Royer, Van den Blink, Wijnholt en De Waard, in bijzijn van de griffier Sillevis Smitt-Mülder, en uitgesproken op
26 juni 1979.