dat [verweerders] deze vordering hebben bestreden en hunnerzijds in reconventie hebben gevorderd dat de Rechtbank (1) zou verklaren voor recht, dat onder de koopsom in de te berde gebrachte overeenkomst van 10 januari 1972 dient te worden begrepen winst, voor zover gemaakt, over de periode van 23 maart 1973 tot aan het tijdstip van de overdracht der litigieuze aandelen alsmede (2) [eiser] zou veroordelen om de balans van [betrokkene 1] 's [C] B.V. per 31 december 1971 te doen vaststellen op de wijze, bepaald in dezelfde overeenkomst van 10 januari 1972, en wel uiterlijk binnen 1 maand na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, subsidiair, voor het geval in rechte vast komt te staan dat bedoelde balans niet meer kan worden vervaardigd, zou verklaren voor recht, dat [eiser] aldus wanprestatie heeft gepleegd jegens [verweerders] en gehouden is de schade, welke dezen dientengevolge hebben geleden, te vergoeden, als nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 500.000,-- voor iedere overtreding c.q. voor iedere niet-nakoming van het te dezen gevorderde;
dat de Rechtbank bij vonnis van 21 mei 1974 in conventie aan [eiser] zijn vordering heeft ontzegd en in reconventie heeft verklaard voor recht, dat onder de koopsom dient te worden begrepen winst — voor zover gemaakt — over de periode 23 maart 1973 tot aan het tijdstip van de overdracht der aandelen, en [eiser] veroordeeld om de balans van [betrokkene 1] 's [C] B.V. per 31 december 1971 te doen vaststellen op de wijze, bepaald in de overeenkomst van 10 januari 1972, en wel uiterlijk binnen 6 maanden na de dag van betekening van het vonnis, zulks onder verbeurte door [eiser] aan [verweerders] van een dwangsom groot ƒ 1.000,-- voor iedere dag dat [eiser] na de afloop van voormelde termijn met het opleveren van die balans in gebreke blijft, na te hebben overwogen omtrent de in cassatie nog slechts van belang zijnde vordering sub 2 in reconventie, betreffende het doen vaststellen van de balans van [betrokkene 1] 's [C] B.V. per 31 december 1971
‘’dat [verweerders] in het vijfde deel van het petitum in reconventie de veroordeling van [eiser] vragen om de balans van [betrokkene 1] 's [C] B.V. per 31 december 1971 te doen vaststellen op de wijze als in de overeenkomst van 10 januari 1972 omschreven, subsidiair om [eiser] wanprestatie in dit opzicht te doen vaststellen;
dat volgens de meergemelde overeenkomst van 10 januari 1972 de verkopers van de aandelen der limonadefabriek, waaronder [verweerders] , een koopprijs bedongen hebben van ƒ 1,--, te vermeerderen met de eventuele positieve balanswaarde per 31 december 1971;
dat [eiser] het opstellen van die balans nu wel zinloos acht wegens de ‘’peilloze verliezen’’ en de vele onzekerheden in de administratie, doch die zienswijze naar het oordeel der Rechtbank niet wegneemt, dat [verweerders] als verkopers recht en belang hebben om uit de op te stellen balans hun positie en hun eventuele aanspraken op [eiser] vast te stellen, weshalve hun vordering in deze, waarvan [eiser] geenszins de onmogelijkheid heeft gesteld, integendeel zich desnodig tot het voldoen daaraan bereid verklaard heeft, toewijsbaar is, zij het dat de Rechtbank, met [eiser] , een langere termijn dan een maand noodzakelijk acht;’’;
dat [eiser] van dit vonnis in hoger beroep is gekomen bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, hetwelk bij het in cassatie bestreden arrest het vonnis waarvan beroep zowel in conventie als in reconventie heeft bekrachtigd;
dat [eiser] met betrekking tot de hierboven bedoelde vordering in reconventie tot het doen vaststellen van de balans van [betrokkene 1] 's [C] B.V. per 31 december 1971 als grief XII heeft aangevoerd:
XII. ‘’De Rechtbank heeft ten onrechte [eiser] veroordeeld om de balans van [betrokkene 1] 's [C] N.V. per 31 december 1971 te doen vaststellen op de wijze bepaald in de overeenkomst van 10 januari 1972 en wel uiterlijk binnen 6 maanden na de dag van betekening van dit vonnis, zulks onder verbeurte door [eiser] aan [verweerders] van een dwangsom groot ƒ 1.000,-- voor iedere dag dat hij na afloop van voormelde termijn met het opleveren van die balans in gebreke blijft.’’;
dat het Hof hieromtrent heeft overwogen:
‘’dat grief XII, gericht tegen de beslissing van de Rechtbank inzake de door [verweerders] gevorderde veroordeling van [eiser] tot het doen vaststellen van de balans van [betrokkene 1] 's [C] B.V. per 31 december 1971, in wezen geen klacht bevat doch in het kader daarvan als nieuwe weer wordt aangevoerd, dat het opmaken van de bedoelde balans een aangelegenheid is, welke buiten de wil en de macht van [eiser] ligt;
dat [eiser] blijkens overweging van de Rechtbank, waarvan de feitelijke juistheid niet is bestreden, in prima de desbetreffende vordering uitsluitend heeft bestreden met de weer, dat het opstellen van de onderhavige balans zinloos zou zijn, doch daarbij geenszins de onmogelijkheid tot het doen vaststellen van deze balans heeft gesteld, zich integendeel tot het voldoen aan de daartoe strekkende vordering bereid heeft verklaard, zodat het voor het eerst in hoger beroep gevoerde verweer in het geding ter eerste instantie is gedekt en op die grond niet voor behandeling vatbaar is, waarbij nog dient te worden opgemerkt, dat [eiser] in hoger beroep bij pleidooi de overigens door [verweerders] betwiste stelling heeft verkondigd, dat hij de gewenste balans inmiddels bij [verweerders] heeft ingediend, zodat hij bovendien geacht moet worden zijn onderhavig verweer te hebben prijs gegeven;’’;
Overwegende dat [eiser] deze uitspraak bestrijdt met het navolgende middel van cassatie:
‘’Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan niet inachtneming nietigheid meebrengt, in het bijzonder van de artikelen 1275, 1276, 1277, 1278, 1355, 1356, 1374, 1375, 1493, 1494, 1509, 1510, 1549, 1902 en 1903 van het Burgerlijk Wetboek, 48, 59, 343, 347, 348, 353, 611 a en 611 b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, 20 en 69 van de Wet op de Zamenstelling der Regterlijke Magt en het Beleid der Justitie en 175 van de Grondwet, door te overwegen en op grond daarvan recht te doen, gelijk in voormeld arrest is omschreven, ten onrechte,