ECLI:NL:HR:1975:AB7436

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 1975
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
4556
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • H. Hollander
  • A. Ras
  • J. van der Linde
  • M. Minkenhof
  • W. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidseigendom en de verhouding tot wettelijk voorrecht in faillissement

In deze zaak gaat het om de vraag of de naamloze vennootschap N.V. Algemene Transport en Expeditie-Onderneming Van Gend en Loos, vertegenwoordigd door Mr. J.Y. Groeneveld, recht heeft op een preferentie in het faillissement van [A] N.V. De Rechtbank te Zutphen had eerder een beschikking gegeven op 28 november 1974, waartegen de verzoekster in cassatie ging. De verzoekster was geverifieerd als schuldeiseres voor een bedrag van ƒ. 5.372,91, waarvan ƒ. 4.439,90 als preferent. De uitdelingslijst in het faillissement had echter slechts ƒ. 1.005,27 voor haar gereserveerd. De verzoekster stelde dat haar rechten als preferent crediteur werden benadeeld door de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V., die als fiduciair eigenaar van de bedrijfsvoorraden en inventarissen handelde. De Rechtbank oordeelde dat de eigendomsoverdracht tot zekerheid niet dezelfde rechtsgevolgen heeft als een normale eigendomsoverdracht en dat de rechten van de fiduciaire eigenaar niet boven die van de preferente schuldeiser mogen gaan. De Hoge Raad bevestigde deze overwegingen en oordeelde dat de eigendomsoverdracht tot zekerheid niet volledig kan worden erkend ten koste van de rechten van de bevoorrechte schuldeisers. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling, waarbij de rechten van de verzoekster in acht moeten worden genomen. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van de verhouding tussen zekerheidseigendom en wettelijk voorrecht in faillissement.

Uitspraak

de naamloze vennootschap N.V. Algemene Transport en Expeditie-Onderneming Van Gend en Loos, gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht, vertegenwoordigd door Mr. J.Y. Groeneveld, welk verzoekschrift strekt tot cassatie van een beschikking van de Rechtbank te Zutphen van 28 november 1974, gegeven op het verzet van de verzoekster tegen de uitdelingslijst in het faillissement van [A] N.V.;
Gezien genoemde beschikking alsmede de stukken van het geding;
Gehoord verzoekster;
Overwegende dat de Rechtbank in de bestreden beschikking als volgt heeft overwogen en beslist:
‘’Gezien een tijdig ter griffie dezer Rechtbank op 23 augustus 1974 ingeleverd bezwaarschrift van de naamloze vennootschap N.V. Algemene Transport en Expeditie-Onderneming Van Gend en Loos, gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht, waarbij verzoekster in verzet komt tegen de uitdelingslijst in het faillissement van de naamloze vennootschap [A] N.V., te [vestigingsplaats];
Gezien een schriftelijk rapport zijdens de Rechter–Commissaris in voornoemd faillissement;
gelet op de behandeling ter openbare terechtzittingen dezer Rechtbank van 5 september 1974 en 7 november 1974;
1. Overwegende dat het bezwaar van verzoekster als volgt kan worden samengevat:
verzoekster is in bedoeld faillissement geverifieerd als schuldeiseres voor een totaal bedrag van ƒ. 5.372,91, met vermelding van preferentie ex artikel 58 Algemene Wet inzake de douane en de accijnzen voor een bedrag van ƒ. 4.439,90; op de enige uitdelingslijst is voor haar uitgetrokken een bedrag, groot ƒ. 1.005,27; naar haar mening is zij als preferent creditrice ernstig benadeeld, omdat de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V. te Rotterdam, verder te noemende AMRO-bank, met medewerking van de curator gedurende het faillissement onder meer als fiduciair eigenares van alle bedrijfsvoorraden en inventarissen haar rechten buiten het faillissement heeft uitgeoefend middels verkoop, waardoor de opbrengst van die verkoop niet op de uitdelingslijst voorkomt; verzoekster is van mening, dat de opbrengst van door middel van constitutum possessorium tot zekerheid overgedragen goederen pas aan de zekerheidseigenares toekomt, indien zij als bevoorrecht creditrice ex artikel 58 Algemene Wet inzake de douane en de accijnzen is voldaan; zij verzoekt een voorziening ter realisering van haar beweerde rechten in deze, waartoe zij als grondslag aanvoert: dat de rechtsgevolgen van een eigendomsoverdracht tot zekerheid niet alleen invloed ondergaan van de wettelijke regelingen betreffende de zakelijke zekerheidsrechten zodat de zekerheidseigendom — evenals het pandrecht — bij de preferentie van verzoekster ten achter staat, maar ook dat de eigendomsoverdracht tot zekerheid, gelet op haar voor derden niet kenbare verschijningsvorm, ten achter gesteld dient te worden bij verzoeksters rechten op
a. alle goederen, tot de gefailleerde vennootschap behorende,
b. op gronden aan de redelijkheid ontleend op die bepaalde goederen, waarvoor zij belasting, administratieve boete, interest en/of kosten heeft betaald in het bijzonder, omdat de zekerheidseigenares geen rechten op die goederen zou kunnen doen gelden, indien zij niet door verzoekster waren aangeleverd, een en ander voor zover zulks nodig is voor de erkenning van de rechten van verzoekster;
2. Overwegende dat de curator ten principale heeft aangevoerd:
1. juist zijn de stellingen van verzoekster, voor zover betreffende de hoogte van haar geverifieerde vordering (ook voor zover preferent), de gestelde preferentie alsmede de medewerking van de curator (bestaande in de afgifte van de betreffende goederen) aan de verkoop van de AMRO-bank van aan deze bank door de gefailleerde NV eerder tot zekerheid overgedragen goederen, welker opbrengst overigens minder was dan de vordering van de bank bedroeg;
2. het bezwaar moet grondig ongegrond verklaard worden, omdat het algemene privilege van verzoekster ten achter staat bij het i.c. terecht buiten faillissement gerealiseerde zekerheidsrecht van de bank;
6. Overwegende dat verzoekster kan worden toegegeven, dat, nu dienaangaande een wettelijke regeling ontbreekt, de rechtsgevolgen van de eigendomsoverdracht tot zekerheid beïnvloed worden door de wettelijke bepalingen met betrekking tot de zakelijke zekerheidsrechten, maar verzoekster er kennelijk aan voorbij ziet, dat juist een der daaruit voortvloeiende rechten inhoudt de mogelijkheid tot parate executie als ware er geen faillissement, hetgeen geheel los staat van het feit, dat in de rangorde der preferenties het voorrecht van verzoekster hoger genoteerd staat dan bijvoorbeeld het voorrecht van de pandhouder;
7. Overwegende dat de Rechtbank met verzoekster van oordeel is, dat een eigendomsoverdracht tot zekerheid veelal voor derden niet kenbaar zal zijn;
dat er derhalve onder omstandigheden op grond van redelijkheid en billijkheid, gelet ook op de aan die overdracht ten grondslag liggende niet geheel volwaardige titel, aanleiding kan zijn een dergelijke eigendomsoverdracht buiten beschouwing te laten voor zover nodig ter erkenning van de rechten van bepaalde derden;
dat er wellicht van uitgegaan dient te worden, dat onder die derden gerekend moeten worden schuldeisers met een voorrecht op bepaalde onder de eigendomsoverdracht tot zekerheid begrepen zaken, maar dat het te ver gaat onder die derden tevens te rangschikken algemeen bevoorrechte schuldeisers;
dat aan de rechten van speciaal bevoorrechte schuldeisers voorrang moet worden verleend boven die van bedoelde fiduciaire eigenaren kan bijvoorbeeld gelegen zijn in de omstandigheid, dat anders die speciale privileges (die wellicht ook eerder ontstaan zijn) geheel teloor gaan, terwijl de rechten van algemeen bevoorrechte crediteuren slechts in zoverre worden aangetast als er vermogensbestanddelen van de debiteur door deze tot zekerheid in eigendom zijn overgedragen;
dat, daargelaten de speciale gevallen, waarop doelen de artikelen 1377 van het Burgerlijk Wetboek en 42 Faillissementswet, slechts indien ieder verhaalsrecht, geheel of voor een zeer belangrijk deel, van de geprivilegieerde crediteuren illusoir gemaakt wordt door een eigendomsoverdracht tot zekerheid c.q. de executie van de in zekerheidseigendom overgedragen goederen, onder omstandigheden de mogelijkheid voor bedoelde crediteuren openstaat daartegen in rechte op te komen bijv. middels een actie ex artikel 1401 van het Burgerlijk Wetboek;
dat echter dienaangaande niets is gesteld;
dat de Rechtbank mitsdien het standpunt van verzoekster, voor zover hiervoor in aanhef en sub a weergegeven, niet deelt;
8. Overwegende dat de Rechtbank ten aanzien van de stelling, zoals hierboven in aanhef en sub b omschreven, eveneens een andere mening heeft dan verzoekster;
dat toch verzoekster geen speciale preferentie heeft op de door haar aangeleverde goederen, doch (slechts) een algemeen privilege op alle tot de faillissementsboedel behorende activa, zodat om deze reden al dit standpunt van verzoekster geen verdere beschouwing behoeft;
9. Overwegende ten slotte, dat de Rechtbank geen beslissing omtrent proceskosten kan geven, omdat dienaangaande in zaken als de onderhavige geen wettelijke regeling bestaat;
Verwerpt het bezwaar.’’;
Overwegende dat verzoekster deze beschikking bestrijdt met het volgende middel van cassatie:
'Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, doordien de Rechtbank heeft overwogen en beslist gelijk in de bestreden beslissing is vermeld, zulks ten onrechte om een of meer van de navolgende redenen:
a. De eigendomsoverdracht tot zekerheid van roerende lichamelijke zaken, in dit geval alle bedrijfsvoorraden en inventarissen, van de gefailleerde vennootschap aan de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V., zonder feitelijke overgave van die zaken, dient in het zich te dezen voordoende geval, dat requester ingevolge artikel 58 Algemene Wet inzake de douane en de accijnzen (hierna te noemen AWDA) voor de door haar ten behoeve van haar opdrachtgever, de gefailleerde vennootschap, betaalde belasting, administratieve boete, interest en/of kosten gedurende een jaar na de aan het rijk gedane betaling voorrang heeft op alle zaken van de opdrachtgever, ten aanzien van requester buiten beschouwing te worden gelaten voor zover zulks nodig is voor de erkenning van de voorrechten en/of rechten en/of belangen van requester waarop door requester aanspraak wordt gemaakt met betrekking tot onder die overdracht vallende zaken, althans voor wat betreft zaken die door requester aan de gefailleerde vennootschap zijn aangeleverd, althans waarvan de aanlevering door requester is mogelijk gemaakt, nadat requester ter zake van die zaken aan het rijk ten behoeve van de gefailleerde vennootschap belasting, administratieve boete, interest en/of kosten heeft betaald, en/of althans voor wat betreft zaken die door requester aan de gefailleerde vennootschap zijn aangeleverd, althans waarvan de aanlevering door requester is mogelijk gemaakt, en vervolgens door de gefailleerde vennootschap aan de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V. in eigendom tot zekerheid zijn overgedragen, terwijl de gefailleerde vennootschap aan requester nog een schuld had met voorrang ingevolge eerdergenoemd artikel 58 AWDA, zijnde een en ander althans het geval, omdat vorenbedoelde eigendomsoverdracht tot zekerheid zich uitsluitend tussen de daarbij betrokken partijen, te weten de gefailleerde vennootschap en de Amsterdam-Rotterdam Bank N.V. heeft afgespeeld zonder dat zij op enigerlei wijze naar buiten heeft behoeven te blijken en/of is gebleken, en/of omdat het redelijk is, het belang van een door zekerheidsoverdracht beschermde geldschieter bij de uitoefening van zijn verhaalsrechten op (bepaalde) in die overdracht betrokken zaken te laten wijken voor voormelde voorrechten en/of rechten en/of belangen van requester, als douane-expediteur in de zin van meergenoemd artikel 58 AWDA in het algemeen en/of meer in het bijzonder met betrekking tot die (bepaalde) zaken, die door requester zijn aangeleverd, althans waarvan de aanlevering door requester is mogelijk gemaakt, daar de door fiduciaire zekerheid beschermde geldschieter geen recht op die (bepaalde) zaken, waarvoor requester belasting, administratieve boete, interest en/of kosten heeft betaald, zou hebben kunnen doen gelden, indien zij niet door requester waren aangeleverd, althans indien de aanlevering door requester niet was mogelijk gemaakt, een en ander voor zover zulks nodig is voor de erkenning van meergenoemde voorrechten en/of rechten en/of belangen van requester.
Ten onrechte en in strijd met het recht heeft de Rechtbank een en ander uit het oog verloren en/of miskend.
b. Onder meer blijkens het in de onderdelen a en/of c en/of d en/of e van het middel van cassatie gestelde, heeft de Rechtbank ten onrechte en in strijd met het recht overwogen en beslist, dat ‘’een der daaruit (bedoeld zal zijn uit de eigendomsoverdracht tot zekerheid) voortvloeiende rechten inhoudt de mogelijkheid tot parate executie als ware er geen faillissement, hetgeen geheel los staat van het feit, dat in de rangorde der preferenties het voorrecht van verzoekster hoger genoteerd staat dan bijv. het voorrecht van de pandhouder’’. Voormelde overweging en beslissing der Rechtbank is althans in strijd met het recht, omdat de door fiduciaire zekerheid beschermde geldschieter aan wie de goederen niet feitelijk zijn overgedragen niet is houder en/of bezitter der onder de overdracht vallende zaken en/of niet onherroepelijk gemachtigd of anderszins gerechtigd met voorbijgaan van de meergenoemde voorrechten en/of rechten en/of belangen van requester de onder de overdracht vallende zaken (in het openbaar) te doen verkopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen zowel de hoofdsom als de rente en de kosten.
c. Onder meer blijkens het in de onderdelen a en/of b en/of d en/of e van het middel van cassatie gestelde, heeft de Rechtbank, na te hebben overwogen:
‘’dat de Rechtbank met verzoekster van oordeel is, dat een eigendomsoverdracht tot zekerheid veelal voor derden niet kenbaar zal zijn;
dat er derhalve onder omstandigheden op grond van redelijkheid en billijkheid, gelet ook op de aan die overdracht ten grondslag liggende niet geheel volwaardige titel aanleiding kan zijn een dergelijke eigendomsoverdracht buiten beschouwing te laten voorzover nodig ter erkenning van de rechten van bepaalde derden;
dat er wellicht van uitgegaan dient te worden, dat onder die derden gerekend moeten worden schuldeisers met een voorrecht op bepaalde onder de eigendomsoverdracht tot zekerheid begrepen zaken,’’
ten onrechte en in strijd met het recht overwogen, en beslist
‘’maar dat het te ver gaat onder die derden tevens te rangschikken algemeen bevoorrechte schuldeisers;
dat aan de rechten van speciaal bevoorrechte schuldeisers voorrang moet worden verleend boven die van bedoelde fiduciaire eigenaren kan bijv. gelegen zijn in de omstandigheid, dat anders die speciale privileges (die wellicht ook eerder ontstaan zijn) geheel teloor gaan, terwijl de rechten van algemeen bevoorrechte crediteuren slechts in zoverre worden aangetast als er vermogensbestanddelen van de debiteur door deze tot zekerheid in eigendom zijn overgedragen’’.
Voormelde bestreden overwegingen en beslissingen zijn althans in strijd met het recht en/of wegens onduidelijkheid en/of onbegrijpelijkheid niet naar de eis der wet met redenen omkleed, omdat aan de rechten van een crediteur met voorrang als nader omschreven in artikel 58 AWDA voorrang moet worden verleend boven die van bedoelde fiduciaire eigenaren, ingeval anders bedoeld algemeen privilege geheel of gedeeltelijk teloor gaat, en/of omdat niet, althans niet zonder meer of in het algemeen valt in te zien waarom, ingeval bij geen voorrang verlenen aan de rechten van bevoorrechte crediteuren boven die van fiduciaire eigenaren, die voorrang wel aan de rechten van speciaal bevoorrechte schuldeisers moet worden verleend en niet aan de rechten van een crediteur met voorrang als nader omschreven in artikel 58 AWDA.
d. De overweging en beslissing van de Rechtbank luidende:
‘’dat, daargelaten de speciale gevallen, waarop doelen de artikelen 1377 van het Burgerlijk Wetboek en 42 Faillissementswet, slechts indien ieder verhaalsrecht, geheel of voor een zeer belangrijk deel, van de geprivilegieerde crediteuren illusoir gemaakt wordt door een eigendomsoverdracht tot zekerheid casu quo de executie van de in zekerheidseigendom overgedragen goederen, onder omstandigheden de mogelijkheid voor bedoelde crediteuren openstaat daartegen in rechte op te komen bijvoorbeeld middels een actie ex artikel 1401 van het Burgerlijk Wetboek;’’
is in strijd met het recht en/of wegens onduidelijkheid en/of onbegrijpelijkheid niet naar de eis der wet met redenen omkleed, omdat bedoelde mogelijkheid tegen een eigendomsoverdracht tot zekerheid c.q. de executie van de in zekerheid overgedragen zaken in rechte op te komen geen rechtsgrond en/of geen begrijpelijke grond oplevert tot verwerping van de door requester tegen de uitdelingslijst opgeworpen bezwaren.
e. Onder meer blijkens het in de onderdelen a en/of b en/of c en/of d van het middel van cassatie heeft de Rechtbank ten onrechte en in strijd met het recht en/of wegens onbegrijpelijkheid en/of onduidelijkheid in strijd met de wettelijke motiveringseis overwogen en beslist:
‘’dat de Rechtbank ten aanzien van de stelling, zoals hierboven in aanhef en sub b omschreven, eveneens een andere mening heeft dan verzoekster;
dat toch verzoekster geen speciale preferentie heeft op de door haar aangeleverde goederen, doch (slechts) een algemeen privilege op alle tot de faillissementsboedel behorende activa, zodat om deze reden al dit standpunt van verzoekster geen verdere beschouwing behoeft.’’
Voormelde overweging en beslissing is althans in strijd met het recht en/of brengt een motiveringsgebrek mede, omdat de betreffende overweging geen rechtsgrond en/of geen begrijpelijke grond oplevert tot verwerping van het in de betreffende overweging bedoelde standpunt van requester noch tot verwerping van de door requester tegen de uitdelingslijst opgeworpen bezwaren.
voormelde overweging en beslissing is voorts in strijd met het recht en/of wegens onduidelijkheid en/of onbegrijpelijkheid niet naar de eis der wet met redenen omkleed, omdat der requester privilege krachtens artikel 58 AWDA voorrang heeft boven vele speciale preferenties, waaronder die van artikel 1185, lid 3, Burgerlijk Wetboek, zie nader overzicht van de thans geldende rangorde, van bevoorrechte vorderingen, bijlage behorende bij Advocatenblad van oktober 1974.’’;
Overwegende omtrent dit middel:
dat een eigendomsoverdracht van roerende lichamelijke zaken, uitsluitend tot het verschaffen van zekerheid en zonder feitelijke overgave van de zaken, niet volledig de zelfde rechtsgevolgen heeft als een normale eigendomsoverdracht; dat de rechtsgevolgen van een zodanige zekerheidsoverdracht niet slechts invloed ondergaan van de wetsbepalingen betreffende het pandrecht, maar dat er ook aanleiding kan bestaan de zekerheidsoverdracht buiten beschouwing te laten voor zover zulks nodig is voor de erkenning van rechten waarop door derden aanspraak wordt gemaakt met betrekking tot bepaalde onder die overdracht vallende goederen; dat tot die derden moet worden gerekend de schuldeiser wiens vordering bevoorrecht is op een zekere en bepaalde zaak van de debiteur, als deze de zaak heeft verkregen dankzij de prestatie van de schuldeiser waarop diens vordering betrekking heeft;
dat het recht van voorrang dat in artikel 58 Algemene wet inzake de douane en de accijnzen aan de douane-expediteur wordt toegekend, zich niet beperkt tot de zaken die de opdrachtgever heeft verkregen dankzij de bemoeiingen van de expediteur waarop diens bevoorrechte vordering betrekking heeft, doch ook alle andere zaken van de opdrachtgever omvat;
dat wat het verhaal op die andere zaken betreft, er onvoldoende aanleiding bestaat de door de fiduciaire overdracht verkregen rechten te laten wijken voor met wettelijke privilege van artikel 58, maar dat zulks anders is voor wat betreft de zaken die zonder de handelingen van de douane-expediteur niet onder de opdrachtgever — en daarmee tevens onder het door de zekerheidsoverdracht in het leven geroepen fiduciaire verband zouden zijn gekomen;
dat het voor het verhaal op die zaken van belang is, dat het wettelijke privilege van de douane-expediteur blijkens de verwijzing in het tweede lid van artikel 58 naar artikel 152 Algemene wet Inzake de Douane en de accijnzen, zulks in afwijking van de in artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde regel, geldt boven de privileges op zekere bepaalde goederen, met name ook boven dat van de verkoper, voor welke privileges — wanneer aan de hiervoor bedoelde voorwaarden is voldaan — de rechten uit de fiduciair zekerheidsoverdracht moeten wijken; dat deze door de wetgever gewilde rangorde van schuldeisers in feite zou worden doorbroken, wanneer men zou aannemen dat bij verhaal op bepaalde zaken in geval van een fiduciaire overdracht tot zekerheid laatstgenoemde privileges wel geldend gemaakt kunnen worden, terwijl de uitoefening van het privilege van de douane-expediteur, waaraan de wetgever een hogere rang heeft toegekend, ook wat het verhaal op die bepaalde goederen betreft door de fiduciaire overdracht gefrustreerd zou worden, en zulks hoewel het verband tussen deze goederen en de vordering waarvoor verhaal wordt gezocht, in beide gevallen een zelfde karakter heeft;
dat hieraan ook niet af kan doen dat — evenals krachtens artikel 57 Faillissementswet de hypothecaire schuldeiser en de pandhouder — de door fiduciaire zekerheid beschermde schuldeiser in geval van faillissement in beginsel zijn rechten kan uitoefenen alsof er geen faillissement ware; dat dit immers wel betekent dat hij buiten het faillissement om zijn vordering op de betreffende zaken kan verhalen, maar niet dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het recht van de, wat voorrang betreft, boven hem beschermde bevoorrechte schuldeiser om uit de opbrengst van de goederen voldaan te worden voor de door de fiduciaire zekerheid beschermde crediteur;
dat dan ook bij het opmaken van de uitdelingslijst in een faillissement niet slechts rekening moet worden gehouden met wat de door de fiduciaire crediteur verkochte goederen — na voldoening van de op de verkoop gevallen kosten — eventueel meer opbrengen dan de vordering van die crediteur bedraagt, maar ook met de opbrengst van die goederen voor de voldoening van deze vordering voorzover deze opbrengst nodig is voor de voldoening van andere — geprivilegieerde — schuldeisers als hiervoor bedoeld, voor wier recht van voorrang de rechten uit de zekerheidsoverdracht moeten wijken;
dat het middel dan ook in zover terecht is voorgesteld;
Vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Zutphen ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van deze uitspraak.
Gedaan bij de Heren Hollander, Ras, Van der Linde, Minkenhof, Drion, Raden.