ECLI:NL:HR:1974:AB4861
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Wiarda
- J. de Meijere
- H. Hollander
- M. Minkenhof
- A. Drion
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van de Huurwet op overeenkomsten voor huisvesting van buitenlandse gastarbeiders
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 15 maart 1974 uitspraak gedaan over de toepasselijkheid van de Huurwet op overeenkomsten die zijn gesloten voor de huisvesting van buitenlandse gastarbeiders. De zaak betreft een cassatieverzoek van de Procureur-Generaal Langemeijer, die de vernietiging van een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 22 november 1972 vroeg. Deze beschikking was gegeven in een geschil tussen vier verzoekers, die allen in dezelfde woonplaats verbleven, en een verweerder, die eveneens in die woonplaats woonde.
De verzoekers hadden met de verweerder overeenkomsten gesloten waarbij zij tegen een vooruitbetaling van ƒ 20,-- per week het gebruiksrecht van een slaapvertrek verkregen. Dit gebruiksrecht moest vaak gedeeld worden met maximaal drie andere personen, terwijl zij ook gezamenlijk gebruik maakten van andere faciliteiten zoals een recreatieruimte, keuken, toiletruimte en douche. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of de bepalingen van de Huurwet van toepassing waren op deze overeenkomsten.
De Hoge Raad overwoog dat de Rechtbank terecht had vastgesteld dat de Huurwet van toepassing was op de overeenkomsten, ondanks dat het genot van de slaapvertrekken gedeeld moest worden. De Hoge Raad benadrukte dat de Huurwet bescherming biedt aan woningzoekenden, ook als zij genoegen nemen met gedeeld gebruik van woonruimte. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank niet ten onrechte had geoordeeld dat de bepalingen van de Huurwet van toepassing waren op de overeenkomsten tussen de verzoekers en de verweerder. Het cassatiemiddel werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de beslissing van de Rechtbank.