Uitspraak
4 oktober 1974
Req.Civ.nr. 10.856
Br.
De Hoge Raad der Nederlanden,
Gezien het verzoekschrift van [verzoeker], wonende te [woonplaats] om herroeping van het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 1974, waarbij werd verworpen een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 26 november 1973 betreffende een verzoek om vaststelling van een aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1967;
Gelet op de conclusie van de Advocaat-Generaal ten Kate strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het ingestelde request-civiel met beslissing omtrent de kosten als de Hoge Raad vermeent te behoren;
Overwegende dat het rechtsmiddel van request-civiel, als hoedanig verzoeker het verzoekschrift wenst te zien beschouwd, niet voorzien is in de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, zodat waar het arrest waarvan de herroeping wordt verzocht, krachtens deze wet is gewezen, verzoeker reeds op deze grond in zijn verzoek niet-ontvankelijk is;
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het door hem ingediende verzoek.
Verstaat dat voor de verkrijging van deze beschikking geen kosten in rekening zullen worden gebracht.
Gedaan en gewezen te ’s-Gravenhage de vierde oktober 1900 vier en zeventig, bij Mrs. Wiarda, President, Hollander, Ras, Minkenhof en Drion, Raden, in tegenwoordigheid van de Griffier Reyers.