Gezien het beroepschrift in cassatie van
[X]te
[Z]tegen de uitspraak van het Gerechtshof te
Leeuwardenvan 28 januari 1974 betreffende de hem opgelegde naheffingsaanslag tot betaling van overdrachtsbelasting wegens een verkrijging van onroerend goed in het jaar 1972;
Gezien de stukken;
Overwegende dat aan belanghebbende, door wie wegens de verkrijging van onroerend goed in 1972 overdrachtsbelasting ten bedrage van f 128,-- werd voldaan, ter zake van die verkrijging een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting is opgelegd tot een bedrag van f 514,-- aan enkelvoudige belasting met een verhoging van f 51,40;
Overwegende dat belanghebbende, na vergeefs bezwaar bij de Inspecteur, van diens uitspraak in beroep is gekomen bij het Hof;
Overwegende dat het Hof als vaststaand heeft aangemerkt:
‘’dat de grootvader van belanghebbende een perceel grond kocht, gelegen aan de [a-straat] te [Q] , kadastraal bekend gemeente [Q] , sektie […] , nummer [001] , groot 12 are 85 centiare – hierna wel aan te duiden als: de grond – voor de prijs van f 2.570,--;
dat op 28 juli 1965 belanghebbendes grootvader een aanvraag voor een vergunning indiende voor de bouw van een bejaardenwoning op de grond; dat uit een situatie-tekening bleek, dat het in zijn bedoeling lag op de grond 5 woningen te bouwen;
dat Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden bij besluit van 22 oktober 1965 afwijzend beschikten op vorenbedoelde aanvraag;
dat het beroep tegen genoemd besluit door de Raad der gemeente Leeuwarden ongegrond werd verklaard bij een besluit, genomen in de openbare vergadering van 29 juni 1966;
dat in een brief van 21 juni 1966 van Burgemeester en Wethouders, voornoemd, gericht tot de gemelde Raad onder meer het volgende is vermeld:
‘’ ‘’Reeds vóór de weigering van de gevraagde bouwvergunning hebben wij echter nagegaan of toch niet op enige wijze tegemoet zou kunnen worden gekomen, aan de verlangens van [X] . Wij hebben daarom [X] tegelijk met de toezending van het weigeringsbesluit medegedeeld, dat het wellicht mogelijk zou zijn op het overgebleven terreingedeelte één goede woning te bouwen, waarmede uiteraard is bedoeld een, uit stedebouwkundig en architectonisch oogpunt, verantwoorde woning en wij hebben hem in overweging gegeven zich daaromtrent met de gemeentelijke stedebouwkundige in verbinding te stellen.
Aangezien het terrein inderdaad voor één woning aan de grote, evenwel niet te grote, kant is, hebben wij de stedebouwkundige verzocht deze zaak opnieuw te bezien. Het resultaat van de overwegingen van de stedebouwkundige is weergegeven op een voor U bij de stukken ter inzage gelegde schetstekening. Hieruit moge U blijken, dat naar de mening van de stedebouwkundige, welke mening wij geheel kunnen delen, de bouw van maximaal twee woningen op het terrein verantwoord is. Hoewel het ons bekend is, dat [X] twee woningen te weinig acht, hebben wij gemeend, ons standpunt in dezen te moeten handhaven en wij zijn in principe bereid aan de bouw van deze twee woningen medewerking te verlenen’’ ‘’;
dat blijkens een notariële akte van 28 juni 1972 belanghebbendes grootvader verklaarde de grond te hebben verkocht en in eigendom over te dragen aan belanghebbende, die verklaarde deze te hebben gekocht en in eigendom aan te nemen, welke overeenkomst van verkoop en koop werd aangegaan volgens de verklaring van de comparanten voor een koopsom van f 2.570,--;
dat op genoemde akte, ter inspectie der registratie en successsie aangeboden op 7 juli 1972, ter zake van de daarbij geconstateerde verkrijging overdrachtsbelasting werd geheven en voldaan ten bedrage van f 128,--, zijnde 5% van f 2.560,--;
dat in een schrijven van 19 oktober 1972 van Burgemeester en Wethouders, voornoemd, aan belanghebbende onder meer het volgende is vermeld:
‘’ ‘’Voor het bereiken van een ons inziens redelijke en voor partijen aanvaardbare oplossing zijn wij bereid aan de Gemeenteraad voor te stellen te besluiten tot het vestigen van de erfdienstbaarheid van uitweg ten behoeve en ten nutte van het aan de erven van wijlen [A] toebehorende perceel grond, gelegen aan de [a-straat] te [Q] , kadastraal bekend gemeente [Q] , sectie […] , nummer [001] , als heersend erf, en ten laste van de daaraan grenzende aan de gemeente Leeuwarden in eigendom toebehorende [a-straat] , kadastraal bekend als voren nummer 2155, als lijdend erf, in de vorm van het maken en in stand houden van een dam met duiker ter breedte van maximaal vier meter om te komen van en te gaan naar de genoemde weg, onder de volgende bepalingen en bedingen; enzovoort;