dat na verweer van [eiseres] de Rechtbank bij vonnis van 9 december 1969 onder meer heeft overwogen:
‘’dat — voor zover van belang — tussen partijen als erkend dan wel als blijkende uit niet betwiste produkties het navolgende vaststaat: dat omstreeks augustus 1965 [eiseres] aan [verweerster] heeft verkocht, gelijk deze van gene heeft gekocht c.i.f. Djeddah (Saoedie-Arabie) 19 ½ ton methoxychloor in fiber drums van 40 kg netto; dat [eiseres] deze goederen met het m.s. ‘’Cederhall’’, dat Rotterdam op 30 augustus 1965 heeft verlaten, naar Djeddah heeft verzonden; dat na aankomst van dit schip te Djeddah deze goederen, die [verweerster] had doorverkocht aan het Ministerie van Landbouw van Saoedie Arabie, over land zijn vervoerd naar Riyadh (Saoedie-Arabie); dat na de aankomst van de goederen aldaar is gebleken, dat de methoxychloor was verpakt in polyethylene zakken, die waren geplaatst in metalen drums, die op hun beurt waren geplaatst in fiber drums van 40 kg netto; dat voornoemd Ministerie van Landbouw de goederen heeft geweigerd te accepteren; dat het [eiseres] bij het aangaan van vorenbedoelde overeenkomst bekend was, dat [verweerster] de goederen zou doorverkopen aan genoemd Ministerie, hetwelk de eis had gesteld, dat ze in fiber drums zouden zijn verpakt, dat dit Ministerie op een door [verweerster] doorgegeven vraag, of in metalen drums mocht worde geleverd, had geantwoord, dat het levering in fiber drums bleef verlangen en dat [verweerster] van haar daarom levering in fiber drums verlangde;
dat [verweerster] — stellende, dat [eiseres] jegens haar wanprestatie heeft gepleegd door methoxychloor, verpakt in polyethylene zakken, metalen drums en fiber drums, in plaats van methoxychloor, verpakt in fiber drums, te leveren — verlangt ontbinding van vorenbedoelde overeenkomst met schadevergoeding, subs. alleen schadevergoeding, welke vordering [eiseres] gemotiveerd heeft weersproken;
dat, nu [eiseres] meent, dat de onderhavige vordering moet worden beoordeeld naar Nederlands recht en [verweerster] heeft beoogd, dat het geen verschil maakt of Nederlands recht, dan wel het recht van Saoedie-Arabie in casu zal worden toegepast, de Rechtbank deze vordering op de grondslag van het Nederlandse recht zal onderzoeken;
dat in casu de levering — nu [verweerster] van [eiseres] op voorwaarde c.i.f. Djeddah had gekocht — te Djeddah plaatsvond;
dat — toen de goederen te Djeddah waren aangekomen en aan [verweerster] waren geleverd — [verweerster] , na hetgeen er tussen partijen over de verpakking was geschreven en getelext , mocht aannemen, dat — toen zij aldaar zag, dat de goederen waren verpakt in fiber drums — [eiseres] was tegemoet gekomen aan het verlangen van voornoemd Ministerie van Landbouw en zij in redelijkheid niet behoefde te verwachten, dat zich in de fiber drums metalen drums zouden bevinden, waarin polyethylene zakken met methoxychloor waren verpakt;
dat onder deze omstandigheden van [verweerster] toen aldaar het instellen van een diepergaand onderzoek in redelijkheid niet kon worden verlangd;
dat als onweersproken vaststaat, dat de onjuiste verpakking aan de afneemster van [verweerster] , het Ministerie van Landbouw van Saoedie-Arabie, het argument in handen heeft gegeven, de zending te weigeren, zodat [verweerster] , die geen andere afnemer had, met de goederen bleef zitten;
dat zulks ook geldt, indien — zoals [eiseres] heeft aangevoerd — voormeld Ministerie ten onrechte — immers uitgaande van een chemische misvatting — de insecticide beschouwde als aangetast door de metalen verpakking;
dat [eiseres] immers uit de tevoren tussen [verweerster] en [eiseres] gewisselde telexen en telegrammen had kunnen begrijpen, dat de afneemster van [verweerster] aan die speciale fiberdrumverpakking — terecht of ten onrechte — grote betekenis hechtte en dat indien aan dit uitdrukkelijke vereiste van de overeenkomst tussen [verweerster] en [eiseres] niet voldaan zou worden, [verweerster] tegenover voormeld Ministerie in grote moeilijkheden zou komen;
dat derhalve op [eiseres] — en niet, zoals zij stelt op [verweerster] — het risico kwam te rusten, dat het Ministerie de zending zou weigeren, aangezien het [eiseres] was, die, niettegenstaande deze wetenschap, niet aan dat vereiste voldeed;
dat naar het oordeel van de Rechtbank [eiseres] zich in het onderhavige geval jegens [verweerster] heeft schuldig gemaakt aan een wanprestatie, die zo ernstig is, dat zij moet leiden tot toewijzing van de primaire vordering van [verweerster] behoudens de gevraagde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het te wijzen vonnis, die niet op de wet berust;
dat de Rechtbank op die gronden de koopovereenkomst tussen [verweerster] en [eiseres] ontbonden heeft verklaard en [eiseres] heeft veroordeeld aan [verweerster] te betalen de kosten, schaden en interessen ten aanzien van deze overeenkomst, waarvan het bedrag zal zijn op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; dat [eiseres] van deze uitspraak in hoger beroep is gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage;
dat bij het bestreden arrest het Hof het vonnis, waarvan beroep, heeft bekrachtigd na onder meer te hebben overwogen:
‘’3. De grief betreft de waardering van de ernst der — tussen partijen vaststaande — wanprestatie van [eiseres] , Voor deze waardering is het volgende van belang.