Mr. K. Helmig, wonende te Amsterdam , eiser tot cassatie van een door het Gerechtshof te Amsterdam op 2 October 1959 tussen partijen gewezen arrest, vertegenwoordigd door Mr. C.R.C. Wijckerheld Bisdom, advocaat bij den Hoge Raad,
t e g e n:
1°.
Dr. Mr. D.H. Smit in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de naamloze vennootschap N.V. Helmico, gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam, wonende te Hilversum ,
2°.
Dr. Mr. D.H. Smit, wonende te Hilversum, verweerders in cassatie, vertegenwoordigd door Mr. A. G. Maris, mede advocaat bij den Hoge Raad;
Gehoord partijen;
Gehoord den Advocaat-Generaal Loeff, namens den Procureur-Generaal, in zijn conclusie, strekkende tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing der zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam om haar met inachtneming van ’s Hogen Raads uitspraak verder te behandelen en te beslissen, alsmede tot veroordeling van verweerders in de kosten op het beroep gevallen;
Gezien de stukken;
Overwegende dat uit het bestreden arrest blijkt:
dat Helmig krachtens een acte van prorogatie 1° de N.V. Helmico en 2° Dr. Mr. D.H. Smit, als bewindvoerder in de aan die N.V. verleende surséance van betaling, heeft gedaagd vóór het Gerechtshof te Amsterdam en heeft gevorderd
primair1. de veroordeling van de N.V. Helmico tot uitbetaling aan Helmig van een bedrag van f. 15.397,09 met rente en met veroordeling van Smit om deze uitbetaling te gehengen en te gedogen, 2. de veroordeling van de gedaagden, althans van de N.V. Helmico , althans van Smit, tot betaling aan Helmig van een bedrag van f. 2.326,88 — later verminderd tot .f 1.839,53 — met rente,
subsidiairde veroordeling van de gedaagden, althans van de N.V. Helmico , althans van Smit, tot betaling aan Helmig van een bedrag van f. 17.723,97 — later verminderd tot f. 17.236,62 — met rente, en met veroordeling zonodig van Smit om, indien de N.V. Hélmicó mocht worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag, deze betaling te gehengen en te gedogen;
dat Helmig daartoe onder meer heeft gesteld:
‘’dat hij, Helmig , aan de N.V. Helmico vóór de verlening der voorlopige surséance (11 Mei 1956), n.l. op 7 en 13 April 1956 in verbruiklening heeft verstrekt resp. f. 2750,-- en f. 500,-- op voorwaarden vermeld in de schuldbekentenissen van die data;
dat hij voorts op 26 en 28 April 1956 aan de N.V. heeft uitgeleend resp. f. 5.500,-- en f. 581,95 op voorwaarden als genoemd in de schuldbekentenis van 26 April 1956;
dat door de N.V. op 26 April 1956 aan hem, Helmig , tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van de f. 5.500,-- en van de bedragen, welke de N.V. nog verder aan hem mocht schuldig worden, een vordering van de N.V. op de firma Anilinas Francesas Ltda te Sao Paulo ter zake van aan die firma verkochte en te leveren aniline werd gecedeerd, althans de winst op deze transactie door de N.V. te behalen, terwijl op diezelfde datum, voor zover nodig, werd overeengekomen dat deze cessie ook de geldleningen van 7 en 13 April 1956 zou bestrijken en op 28 April 1956, dat de cessie eveneens van toepassing zou zijn op de geldlening van die datum;
dat deze leningen en de nader te noemen leningen van na 11 Mei 1956 door hem, Helmig , zijn verstrekt om aan de N.V., die tegenover een passief van ruim 2 ton geen actief in geld bezat, een laatste gelegenheid te bieden om haar crediteuren te kunnen bevredigen door o.a. de toen in Spanje bestaande mogelijkheid transacties met behoorlijk batig saldo te haren gunste af te sluiten, c.q. te doen afsluiten, te benutten;
dat Mr. Smit na het verlenen van de voorlopige surséance als bewindvoerder van al het vorenstaande in kennis is gesteld onder mededeling, ook door hem, Helmig , dat hij, Helmig , in principe bereid was in dringende gevallen gelden aan de N.V. te lenen, echter alles onder verband van de anilinecessie, in ieder geval als boedelschuld om aniline- en andere transacties mogelijk te maken, hetgeen én de N.V. én Mr. Smit hebben geaccepteerd;
dat hierop hij, Helmig , in gevallen van dringende noodzaak met medeweten en goedvinden van Mr. Smit aan de N.V., zo in Nederland als door overboeking naar Spanje, waar de directeur van de N.V. zich met goedvinden van Mr. Smit ophield, gelden heeft uitgeleend, dienende die gelden tot doorbetaling van salarissen en andere noodzakelijke kosten in Nederland en voor aniline- en andere affaires in Spanje;
dat deze geleende bedragen vanaf de aanvraag der surséance tot en met 18 Januari 1957 belopen f. 21.393,42;
dat uiteindelijk de aniline transactie gedeeltelijk is gerealiseerd en de netto baten ad f. 31.397,09 met zijn toestemming in of omstreeks Februari 1957 aan Mr. Smit in zijn kwaliteit zijn overgemaakt, die deze som dus krachtens de cessie en de daarbij en daarna gemaakte afspraken voor hem, Helmig , onder zich houdt;
dat Mr. Smit echter nalatig blijft van die f. 31.397,09 meer dan f. 16.000,--, welke hij, Helmig , van Mr. Smit ontvangen heeft, af te dragen, zodat hij, Helmig , het verschil, zijnde f. 15.397,09 mag opvorderen, terwijl de N.V. die afgifte zal moeten gehengen en gedogen;
dat op de door hem, Helmig , ter zake voorgeschreven in totaal te vorderen som van f. 33.236,62 in mindering komt de som van f. 31.397,09, krachtens de anilinecessie; zodat hij nog te vorderen heeft f. 1.839,53;
dat, subsidiair, hij, Helmig , gerechtigd is betaling te vorderen van de vóór de surséance geleende sommen, in totaal f. 9331,97 en van f. 21.393,42, zijnde het totaal van de na de surséance-verlening door hem verstrekte gelden + de kosten als voormeld ad f. 2.511,23, makende in totaal f. 33.236,62, minus de ontvangen f. 16.000,--, dus f. 17.236,62, waar hier immers sprake is van boedelschulden omdat alle leningen steeds met goedvinden van Mr. Smit zijn aangegaan, althans achteraf door hem zijn bekrachtigd en de N.V. deze bedragen heeft aangewend om voor zover mogelijk haar kantoor te Amsterdam in stand te houden en om door haar, al dan niet in samenwerking met haar dochter-onderneming Helmico S.L. te Madrid en andere beoogde transacties te effectueren;
dat, meer subsidiair, hij, Helmig , gerechtigd is dit restantbedrag op te vorderen ook al zou Mr. Smit willen volhouden, dat niet alle verstrekte gelden, waaruit de vordering is opgebouwd, met zijn goedvinden, althans medeweten zijn gegeven, nu vaststaat dat de N.V. begin Mei 1956 meer dan f. 200.000,-- passief stond, waartegenover behalve enig kantoormeubilair geen enkel actief aanwezig was en dat de boedel is gebaat geweest met de geldverstrekkingen; door de door de N.V. in Spanje bereikte resultaten is n.l. bij Mr. Smit een bedrag van f. 45.000,-- gedeponeerd boven en behalve de winst uit de anilinetransacties en, blijkens het door Mr. Smit aan de Rechtbank uitgebracht bewindvoerdersverslag is deze in staat gesteld om na betaling van enige boedelschulden de preferente crediteuren volledig te voldoen en daarna aan de concurrente een eerste uitkering te doen;"
dat na bestrijding dezer vorderingen door de gedaagden, het Hof bij arrest van 28 November 1958 een comparitie van partijen heeft gelast;
dat, nadat de N.V. Helmico in staat van faillissement was verklaard, de curator het geding heeft overgenomen;
Overwegende dat het Hof bij het bestreden arrest alle vorderingen van Helmig heeft afgewezen, daartoe onder meer overwegende:
‘’3. dat Mr. Smit, vroeger bewindvoerder van de N.V. Helmico te Amsterdam en thans haar faillissementscurator, de rechtmatigheid van eisers aanspraken op integrale terugbetaling van verschillende door eiser vóór resp. na de verlening der voorlopige surséance (11 Mei 1956) beweerdelijk aan of ten behoeve van de N.V. in bruikleen verstrekte gelden betwist;
dat het Hof, onder verwijzing naar hetgeen daaromtrent onder de feiten is opgenomen, de posten waaromtrent partijen het niet eens zijn, successievelijk zal behandelen;
I. De op 7 en 13 April 1956 aan de N.V. geleende bedragen, groot resp. f. 2750,-- en f. 500,-- (posten 1 en 2).