Uitspraak
[woonplaats], eischer tot cassatie van het op 14 Februari 1938 door het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage tusschen partijen gewezen arrest, vertegenwoordigd door Mr. R.F. Moresco, advocaat bij den Hoogen Raad,
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden werd behandeld, ging het om de nietigheid van een eigendomsoverdracht op basis van artikel 1377 van het Burgerlijk Wetboek (oud), ook wel bekend als Pauliana. De eiser, vertegenwoordigd door Mr. R.F. Moresco, had in cassatie beroep aangetekend tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 14 februari 1938 was gewezen. De eiser betwistte de eigendom van de verweerder, die de ontruiming van twee door de eiser bewoonde percelen had gevorderd. De verweerder had deze percelen gekocht van een derde partij, terwijl de eiser stelde dat hij deze percelen in huurkoop had verkregen van de vorige eigenaar. De Hoge Raad oordeelde dat het aan de benadeelde partij, in dit geval de eiser, was om de nietigheid van de eigendomsoverdracht in te roepen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en oordeelde dat de eerdere rechterlijke beslissingen correct waren. De Hoge Raad benadrukte dat de persoonlijke verplichtingen van de vorige eigenaar niet automatisch de zakelijke rechten op de percelen aantastten. De Hoge Raad legde ook uit dat bekendheid van de nieuwe eigenaren met de rechtsverhouding tussen de vorige eigenaar en de eiser niet voldoende was om de geldigheid van hun eigendomstitels aan te tasten. De Hoge Raad veroordeelde de eiser in de kosten van het geding in cassatie, inclusief griffierechten en het salaris van de advocaat van de verweerder.