ECLI:NL:HR:1932:400
Hoge Raad
- Cassatie
- Jhr. Feith
- Taverne
- Schepel
- Kirberger
- Meckmann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een vonnis wegens schending van de procedurele voorschriften in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 1932 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een requirant, die was veroordeeld door de Arrondissements-Rechtbank te Roermond. De requirant was veroordeeld tot hechtenis van één dag en plaatsing in een Rijkswerkinrichting voor drie maanden wegens het zich in kennelijk staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden, gepleegd bij zesde herhaling binnen een jaar. De veroordeling was gebaseerd op artikelen 453, 18 en 32 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een hoger beroep, waarbij het vonnis van het Kantongerecht te Helmond was vernietigd.
De Hoge Raad heeft geconstateerd dat er geen gronden voor het beroep zijn aangevoerd door of namens de requirant. Echter, ambtshalve heeft de Hoge Raad vastgesteld dat het vonnis van de Rechtbank niet was uitgesproken door de voorzitter of door een van de rechters die over de zaak had geoordeeld, wat in strijd is met artikel 362 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat de uitspraak wordt gedaan door de rechters die de zaak hebben behandeld, op straffe van nietigheid.
Aangezien het vonnis niet in overeenstemming was met de procedurele vereisten, heeft de Hoge Raad het bestreden vonnis vernietigd. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te 's Hertogenbosch voor verdere behandeling van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de Hoge Raad in aanwezigheid van de Advocaat-Generaal Wijnveldt en werd ondertekend door de griffier.