ECLI:NL:HR:1919:176

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 1919
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
4929
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M.J. de Savornin Lohman
  • Hesse
  • Savelberg
  • Jhr. Feith
  • Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbitrage en hoger beroep bij Kantonrechter in civiele zaak

In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden werd gebracht, betreft het een arbitragekwestie met een vordering van meer dan ƒ 400. De eiseres, weduwe [A], had een geschil met de aannemer, de verweerder, over de uitvoering van een overeenkomst van aanbesteding en aanneming. De partijen waren overeengekomen om hun geschil voor te leggen aan drie scheidslieden. In het compromis was bepaald dat er binnen drie maanden na de uitspraak van de scheidslieden hoger beroep openstond bij de Kantonrechter te Roermond. Na de scheidsrechterlijke beslissingen heeft de eiseres hoger beroep ingesteld bij de Kantonrechter, die zich echter onbevoegd verklaarde om van de vordering kennis te nemen. De verweerder betwistte de bevoegdheid van de Kantonrechter, wat leidde tot de cassatieprocedure.

De Hoge Raad overwoog dat het hoger beroep van de beslissingen van de scheidslieden, indien partijen dit aan de rechterlijke macht wensen op te dragen, moet worden gebracht voor de rechter die zou hebben kennisgenomen als de uitspraak door de gewone rechter was gedaan. Dit betekent dat het hoger beroep had moeten worden ingediend bij het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de Kantonrechter niet bevoegd was om het hoger beroep te behandelen, omdat de partijen zich vrijwillig bij de Kantonrechter hadden aangemeld en zijn beslissing hadden verzocht, wat niet door een vooraf gemaakte overeenkomst kon worden vervangen.

Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep en veroordeelde de eiseres in de kosten, die aan de zijde van de verweerder op nihil werden begroot. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van de juiste rechtsgang en de bevoegdheid van de rechters in arbitragezaken.

Uitspraak

De Hooge Raad der Nederlanden,
in de zaak (nº 4929) van:
[eischeresse], weduwe [A], wonende te [woonplaats], eischeresse tot cassatie van een vonnis van het Kantongerecht te Roermond de dato 7 December 1918, vertegenwoordigd door M
rL.P. Denekamp, advocaat bij den Hoogen Raad.
Tegen:
[verweerder], aannemer, wonende te [woonplaats], verweerder tot cassatie, niet verschenen.
Gehoord den Advocaat-Generaal Tak, namens den Procureur-Generaal, in zijne conclusie, strekkende tot verwerping van het beroep, met verwijzing van eischeresse in de kosten op de cassatie gevallen,
Gezien de stukken,
Overwegende dat blijkens de bestreden uitspraak partijen zijn overeengekomen een tusschen hen bestaand geschil over de uitvoering van een overeenkomst van aanbesteding en aanneming, zijnde een personeele vordering van meer dan ƒ 400.- aan de beslissing van drie scheidslieden te onderwerpen, terwijl in het compromis is bepaald dat van de beslissing der scheidslieden binnen drie maanden na den dag der uitspraak hooger beroep zal openstaan bij den Kantonrechter te Roermond;
dat, nadat de scheidslieden eene interlocutoire en een eindbeslissing hadden gegeven, eischeres zich tegen beide uitspraken bij genoemden Kantonrechter in hooger beroep heeft voorzien en de vernietiging daarvan heeft gevorderd;
dat verweerder de bevoegdheid van den Kantonrechter heeft betwist, en deze zich onbevoegd heeft verklaard van de vordering kennis te nemen;
Overwegende dat hiertegen is gericht het volgende cassatiemiddel:
Schending en/of verkeerde toepassing van de artikelen 48, 620, 646, 647 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, 1374 van het Burgerlijk Wetboek, 11 en 14 Algemeene Bepalingen, juncto artikel 43 der Wet op de Rechterlijke organisatie, omdat de Kantonrechter te Roermond zich onbevoegd heeft verklaard om van de vordering in hooger beroep kennis te nemen, hoewel deze Rechter in de acte van compromis was aangewezen als de Rechter, die over het hooger beroep, ingesteld tegen de beslissing der scheidslieden, was aangewezen;
Overwegende dat dit middel niet tot cassatie kan leiden;
dat toch krachtens artikel 647 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het hooger beroep van de beslissingen van scheidslieden, indien partijen dit althans aan de Rechterlijke Macht wenschen op te dragen, moet worden gebracht voor den rechter, die daarvan zou hebben kennisgenomen, indien de uitspraak door den gewonen rechter was geschied, van welk voorschrift, als zijnde een van volstrekte bevoegdheid, partijen niet kunnen afwijken, zoodat dit hooger beroep had moeten zijn gebracht voor het Gerechtshof;
dat evenmin artikel 43 der Wet op de Rechterlijke organisatie den Kantonrechter bevoegd kan maken, omdat vooreerst blijkens het tweede lid door dit artikel wèl des Kantonrechters bevoegdheid in eersten aanleg kan worden uitgebreid, maar hij niet tot appelrechter kan worden aangesteld, en omdat bovendien, waar verweerder des Kantonrechters bevoegdheid betwistte,
nietbeide partijen zich bij den Kantonrechter hebben aangemeld en zijne beslissing hebben verzocht, welke vrijwillige handeling der partijen niet door een vooraf gemaakte overeenkomst kan worden vervangen;
Verwerpt het beroep;
Veroordeelt eischeres in de kosten, tot op de uitspraak van dit arrest aan zijde van verweerder begroot op nihil.
Gedaan bij de Heeren M
rsJhr de Savornin Lohman, President, Hesse, Savelberg, Jhr Feith en Visser, Raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van den twintigsten Juni 1900 en Negentien, in bijzijn van M
rTak, Advocaat-Generaal.