ECLI:NL:GHSHE:2025:999

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
20-002961-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde straf en verbetering van de kwalificatie van feit 1 in een strafzaak betreffende valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor het afleveren en voorhanden hebben van een vals paspoort en een vals rijbewijs. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straf en verbeterde de kwalificatie van feit 1. De verdachte had een Armeens paspoort met een vals Pools visum en een kopie van zijn rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het paspoort vervalst was, gezien de omstandigheden waaronder het visum was verkregen. De verdachte had een aanzienlijke som geld betaald aan een bemiddelaar voor het verkrijgen van het visum en had inconsistent verklaard over de details van de aanvraag. Het hof legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte werd vrijgesproken van het gebruik van het vals rijbewijs, maar het hof oordeelde dat hij wist dat de kopie vals was. De uitspraak benadrukt de ernst van het misbruik van vertrouwen in schriftelijke documenten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002961-21
Uitspraak : 29 januari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-326506-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘ ‘een reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht/identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie
van vitaal of nationaal belang waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het
vals of vervalst is, afleveren en voorhanden hebben.’ (feit 1),
- opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.’ (feit 2 subsidiair),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, in die zin dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren zal opleggen.
Namens de verdachte is primair vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf en met verbetering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder feit 1 en de gronden ten aanzien van de bewijsoverwegingen.
Verbetering van de bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep -op gronden zoals verwoord in de pleitnota- vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is kort gezegd ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde het volgende aangevoerd. De verdachte heeft direct een uitgebreide en aannemelijke verklaring afgelegd, inhoudende dat hij te goeder trouw het visum heeft aangevraagd met behulp van een bemiddelaar. De verdachte had geen aanleiding om te vermoeden dat het visum dat was afgegeven vals zou zijn. Voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde is aangevoerd dat verdachte een kopie heeft laten maken van zijn rijbewijs omdat zijn pasfoto niet meer goed zichtbaar was, echter realiseerde hij zich niet dat het voorhanden hebben van een kopie strafbaar zou zijn. De verdachte had de bedoeling de kopie altijd in gezamenlijkheid met het originele rijbewijs te gebruiken. De kopie was dan ook niet bestemd om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst. Voorgaande dient te leiden tot integrale vrijspraak van de verdachte, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier stelt het hof het volgende vast. Op 4 december 2021 is de verdachte als bijrijder van een auto onderworpen aan een controle in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. De verdachte overhandigde een Armeens paspoort op zijn naam, met daarin een verlopen Pools visum. Bij de insluitingsfouillering is ook een vermoedelijk vals rijbewijs aangetroffen. Na een onderzoek aan het paspoort is gebleken dat het Armeense paspoort als vervalst dient te worden beschouwd. Het Poolse visum in dat paspoort bleek op de plaatsen waar de variabele gegevens waren ingevuld en op de plaats van de foto, beschadigd. De opgenomen variabelen en foto waren aangebracht na verwijdering van eerder aldaar aangebrachte gegevens en foto. Het visum is nimmer op deze wijze door de bevoegde autoriteiten van Polen afgegeven. Het inbeslaggenomen Armeense rijbewijs betrof een vals exemplaar.
De verdachte heeft op 5 december 2021 tegenover de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij voor een baan naar België is gekomen. Hij wilde een Pools visum hebben om in Polen te gaan werken en van daaruit ook naar België te kunnen gaan. Hem was geadviseerd om voor de aanvraag van het visum een bemiddelaar in te schakelen. Via via had hij een bemiddelaar gevonden. Hij weet niet meer van wie hij haar nummer heeft gekregen. De verdachte heeft haar ongeveer € 3.500,- in contanten betaald. Zij heeft hem bij het aanvragen van het visum begeleid. Hij is voor het verkrijgen van het Poolse visum vanuit Armenië naar de ambassade in Moskou gereisd en is daar naar het visumcentrum gegaan. Aldaar heeft verdachte zelf zijn documenten waaronder het paspoort afgegeven. Hij heeft toen een tijdje moeten wachten. Daarna is verdachte gevraagd of ze zijn paspoort moesten opsturen of dat hij het zou ophalen. Toen het gelukt was en het visum binnen was heeft de bemiddelaar heeft hem gezegd dat er een bedrag betaald moest worden voor het opsturen. Het paspoort werd opgestuurd naar het adres van die bemiddelaar. Dat had de bemiddelaar voorgesteld.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij de bijrijder was die is aangehouden op 4 december 2021, waarbij hij een Armeens paspoort heeft laten zien met een Pools visum. Het paspoort had verdachte aangevraagd in Armenië; het Poolse visum heeft verdachte in Moskou gekregen bij de ambassade. Het betrof een visumcentrum waarvan hij niet wist of het een ambassade was. Een bemiddelaar heeft zijn paspoort met visum daar weer opgehaald. Via een kennis is de verdachte bij een bemiddelaar terecht gekomen. Samen met ‘hem’ is de verdachte naar Moskou gegaan, naar het Visumcentrum en heeft de aanvraag voor het visum ingediend. De bemiddelaar had alle papieren van de verdachte, zoals paspoort en aanvraagpapieren en ‘hij’ zou alles regelen. De verdachte heeft € 3.500,- betaald aan de bemiddelaar. Het paspoort is verstuurd naar het adres van de bemiddelaar. Omdat de verdachte in Moskou geen adres had, heeft hij gevraagd of hij het adres van de bemiddelaar mocht opgeven. Hij belde de verdachte vanuit een Russisch telefoonnummer dat mijn paspoort klaar was.
Ter terechtzitting bij het hof d.d. 10 mei 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat het paspoort vervalst was. De verdachte heeft zich tot een bemiddelaar gewend om via een Russische ambassade een visum te krijgen. De verdachte had ooit eerder getracht een Belgisch visum te verkrijgen in Armenië maar die aanvraag was gestrand. Omdat het in Armenië vanwege de Coronapandemie niet mogelijk was een Pools visum aan te vragen wilde hij het in Moskou aanvragen. De verdachte wilde met het Poolse visum door Europa reizen. De verdachte heeft het visum ontvangen via het Visa Centre VFS Global met behulp van een bemiddelaar, een zekere mevrouw [betrokkene] . De verdachte heeft in Armenië de gegevens van de bemiddelaar gekregen. Samen met de bemiddelaar is hij naar het Visa Centre in Moskou gegaan, waar ze benodigde stukken hebben ingediend. De verdachte heeft ongeveer 6 maanden moeten wachten op het visum en heeft in die tijd bij familie in Moskou verbleven. Hij weet niet meer of hij betaald heeft nadat hij het paspoort met visum terug had gekregen of dat hij na ontvangst van het paspoort heeft betaald. Na zes maanden ontving de verdachte zijn paspoort met het visum daarin. De naam van de bemiddelaar is ‘ [betrokkene] ’. In juli 2020 heeft verdachte een bedrag van € 3.500,- overgemaakt aan de bemiddelaar via
Moneygram.Het visum was geldig van 10 maart 2021 tot 8 september 2021.
Met betrekking tot feit 2
Het aangetroffen rijbewijs betrof een kopie van zijn originele rijbewijs, welke kopie de verdachte zelf had geregeld. Als hij had geweten dat het verboden was, had hij het nooit gedaan.
Het rijbewijs dat is aangetroffen betreft een door de verdachte via internet bestelde kopie van zijn originele rijbewijs. Hij heeft de gegevens van zijn eigen rijbewijs en pasfoto’s via internet verstuurd en heeft € 15,- à € 20,- betaald. Daarna werd het rijbewijs met nieuwe pasfoto aan hem toegestuurd. Het was een kopie gekopieerd op een pasje.
Met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende. Het hof is van oordeel dat op grond van voorgaande is komen vast te staan dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het Armeense paspoort vervalst was. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte het visum heeft verkregen via een door hemzelf ingeschakelde, toen voor hem (nog) onbekende bemiddelaar, aan wie hij -al dan niet contant dan wel lang van tevoren- een fors geldbedrag heeft betaald. Het paspoort heeft hij vervolgens moeten afgeven bij een instantie in Rusland, en na een lange periode van zes maanden waarin hij in afwachting van de afgifte van het Poolse visum in Moskou heeft verbleven, is het paspoort met daarin een Pools visum via de post verzonden aan de bemiddelaar van verdachte. Het hof is van oordeel dat deze omstandigheden aanleiding geven om te vermoeden dat het visum, dat aan hem verstrekt zou worden en in zijn paspoort zou worden opgenomen, vervalst was. De verklaring van de verdachte dat hij het visum te goeder trouw via een bemiddelaar heeft aangevraagd schuift het hof als ongeloofwaardig ter zijde. Het hof overweegt daartoe dat de verdachte in zijn verklaringen niet consistent is geweest over onder meer: de wijze waarop het visum is aangevraagd, het in contact komen met zijn bemiddelaar en de precieze identiteit van de bemiddelaar, de wijze van het weer ter beschikking krijgen van het paspoort en de wijze en moment van betaling.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende. Met de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van het rijbewijs. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep in zoverre.
De verdachte heeft verklaard dat hij zelf via internet een kopie heeft laten maken van zijn originele rijbewijs en daartoe de gegevens van zijn origineel rijbewijs en pasfoto’s heeft aangeleverd, vervolgens een op een pasje afgedrukte kopie van zijn rijbewijs heeft ontvangen, en dat hij voornemens was om deze kopie te gebruiken. Het hof is dan ook met de politierechter van oordeel dat de verdachte wist dat het geschrift, te weten (een kopie van) het rijbewijs, vals was en dat hij dit geschrift ook voorhanden heeft gehad. Dat verdachte heeft verklaard dat hij het geschrift enkel toonde in combinatie met zijn originele rijbewijs, dat inmiddels zijn geldigheid had verloren doordat de daarop aangebrachte foto was vervaagd, doet aan voorgaande niet af.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in alle onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring in het vonnis is vermeld. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep dan ook in zoverre.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De rechtbank heeft het onder feit 1 bewezenverklaarde gekwalificeerd als:
een reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht/identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, afleveren en voorhanden hebben.
Het hof stelt vast dat de rechtbank in de kwalificatie (afwijkend van zowel de tenlastelegging als de bewezenverklaring van dat feit en daarom kennelijk per abuis) heeft opgenomen ‘als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht/identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang’, nu dat enkel betrekking heeft op een identiteitsbewijs en niet op een reisdocument.
Het onder 1 bewezenverklaarde zal daarom opnieuw en als volgt worden gekwalificeerd:
een reisdocument afleveren en voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Op te leggen sanctie
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een geldboete. De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op het tijdsverloop in de zaak en naar voren gebracht dat verdachte kampt met psychische problematiek.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het afleveren en/of voorhanden hebben van een vals paspoort (feit 1) en een vals rijbewijs (feit 2 subsidiair). Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het (internationale) maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming als de onderhavige. Bovendien bevorderen dergelijke feiten het plegen van andere misdrijven.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte, heeft het hof meegewogen dat de verdachte, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2024, geen strafblad heeft.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof stelt vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, in geval van het bezitten van een vals paspoort, uitgaan van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Nu de verdachte wordt veroordeeld ter zake van het voorhanden hebben van twéé valse dan wel vervalste documenten, zou in beginsel -gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend zijn. De door de advocaat-generaal gevorderde straf doet naar het oordeel van het hof gelet op voren overwogene dan ook onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het opleggen van een straf zoals door de raadsvrouw verzocht kan om diezelfde reden niet aan de orde zijn.
Het hof zal echter mede gezien het aanmerkelijke tijdsverloop in hoger beroep, het onvoorwaardelijk op te leggen gedeelte van de gevangenisstraf matigen en acht een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk -tevens fungerend als stok achter de deur zodat verdachte zich niet nogmaals zal inlaten met het plegen van dergelijke feiten- met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. Gelet op het tijdsverloop in de zaak, zal het hof eveneens volstaan met het opleggen van een proeftijd voor de duur van twee jaren. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het onder feit 1 tenlastegelegde en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
kwalificeert het onder feit 1 bewezenverklaarde als:
een reisdocument afleveren en voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. L. Feraaune, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 29 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.