[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf, gekwalificeerd als
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Ter zake van de onder 2 bewezenverklaarde overtreding, gekwalificeerd als
‘handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’heeft de politierechter bepaald dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Daarnaast is beslist ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen en is de gevangenhouding van de verdachte bevolen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van gronden en met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen. Wat betreft het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof, opnieuw rechtdoende, ten aanzien van alle inbeslaggenomen voorwerpen de onttrekking aan het verkeer zal bevelen.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Zo heeft de politierechter ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde enerzijds bepaald dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd, maar anderzijds wel als bijkomende straf een inbeslaggenomen mes verbeurd verklaard. Daarnaast heeft de politierechter volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, terwijl het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Om redenen van efficiëntie zal het hof het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 september 2024 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 62 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 4 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 5 september 2024 te Maastricht een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 5 september 2024 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 62 gram (bruto) van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 4 gram (bruto) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 5 september 2024 te Maastricht een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen heeft gedragen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 5 september 2024, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 5 september 2024 waren wij belast met de noodhulp binnen de eenheid Limburg, Maastricht. Wij waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 15.15 uur reden wij in het centrum van Maastricht op de [straatnaam 1] . Wij werden aangesproken door een man die de uiterlijke kenmerken had van een persoon die verdovende middelen gebruikt. Wij hoorden dat deze man ons het volgende vertelde:
- Dat hij wist dat er een man in de directe omgeving aanwezig was welke cocaïne bij zich zou hebben om deze te verkopen;
- Dat deze zich man momenteel op de [straatnaam 2] bevond;
- Dat hij in de [straatnaam 2] aan het wachten was op twee Duitse klanten om de drugs te verkopen;
- Dat de man een blauwe spijkerbroek droeg, blanke huidskleur had met blonde haren en mogelijk in het bezit zou zijn van een zwarte pet;
- Dat zijn naam [bijnaam] ' betrof en een bekende dealer zou zijn in het Maastrichtse in de wijk [naam] .
Deze informatie deelden wij portofonisch met alle collega's in Maastricht. Samen keken wij uit naar een man met het bovengenoemd signalement.
Op 5 september 2024, omstreeks 15.40 uur, bevonden wij ons op de [straatnaam 3] in Maastricht. Wij zagen een jongen fietsen op een fatbike op de [straatnaam 1] . Dit is een straat die kruist aan de [straatnaam 2] . Wij zagen dat de jongen op de fatbike voldeed aan het bovengenoemde signalement. Wij herkenden deze jongen ambtshalve als de later volledig te noemen verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2003. Wij, verbalisanten, hebben verdachte [verdachte] meermaals gecontroleerd en aangehouden ter zake de Opiumwet, waarbij verdachte [verdachte] meerdere antecedenten op de Opiumwet heeft. Tevens is het ons ambtshalve bekend dat verdachte [verdachte] zich vaker op de van [straatnaam 4] bevindt, welke een overlastlocatie betreft alwaar veel handel in verdovende middelen plaatsvindt.
Wij gaven portofonisch door aan collega's de richting waarop verdachte [verdachte] fietste. Wij hoorden dat collega's zeiden via de portofoon dat zij verdachte [verdachte] in zicht hadden en een controle gingen instellen op het [straatnaam 5] in Maastricht.
Wij sloten aan bij de collega's welke de controle uitvoerden. Wij zagen dat verdachte [verdachte] werd aangehouden ter zake bezit harddrugs.
Testen drugs:
Op het politiebureau in Maastricht testten wij de inbeslaggenomen drugs indicatief. Wij zagen dat het bruine poeder indicatief positief reageerde op heroïne. Wij zagen dat het witte poeder indicatief positief reageerde op cocaïne.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 5 september 2024, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten
[verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op 5 september 2024, waren wij doende met de incidentenafhandeling binnen het werkgebied. Wij reden in een opvallend dienstvoertuig en waren gekleed in politie uniform.
Op 5 september 2024, omstreeks 15.15 uur, hoorde wij middels de portofoon dat collega's van iemand te horen hadden gekregen dat er een persoon in de binnenstad van Maastricht aanwezig zou zijn welke vermoedelijk cocaïne zou hebben om deze aan Duitse personen te verhandelen. Deze persoon gaf een signalement voor de vermoedelijke drugs handelaar:
- Met de naam [bijnaam] .
Wij hoorden dat de collega's een persoon zagen fietsen die aan het eerder opgegeven signalement voldeed: blanke huidskleur, blond, blauwe spijkerbroek. Ik hoorde dat de collega's deze persoon herkenden als [verdachte] .
Wij reden over de [straatnaam 6] te Maastricht en hoorden dat de collega's [verdachte] over de [straatnaam 3] zagen fietsen en dat hij de [straatnaam 1] in fietste. Wij stopten op de kruising [straatnaam 6] / [straatnaam 1] . Wij zagen dat [verdachte] voor ons langs fietste, komende vanaf de [straatnaam 3] en fietsend in de richting van de [straatnaam 6] , en zijn weg vervolgde over de [straatnaam 1] . [verdachte] is een voor ons ambtshalve bekende drugsdealer in het centrum van Maastricht. Wij reden achter [verdachte] aan en zagen dat hij het volgende signalement had:
- zwarte glimmende gewatteerde jas met horizontale banen;
- verplaatste zich op een zwarte fat-bike.
Wij zagen dat hij links afsloeg richting de [straatnaam 7] . Wij zagen dat hij het [straatnaam 5] op fietste. Wij zagen dat hij van zijn fat-bike afstapte en op een van de houten bankjes ging zitten.
Wij liepen richting [verdachte] en spraken hem aan. Ik, [verbalisant 3] , vorderde de uitlevering van alle verdovende middelen genoemd in de Opiumwet aan [verdachte] . Ik hoorde dat hij zei dat hij geen verdovende middelen bij zich had.
Ik, [verbalisant 3] , onderzocht [verdachte] aan zijn kleding. Tijdens het onderzoek aan de kleding werd het navolgende aangetroffen:
- twee mobiele telefoons in zijn linker broekzak;
- een mes in zijn linker jaszak;
- een plastic zakje gevuld met meerdere zakjes. Ik zag dat deze zakjes gevuld waren met bruine en witte poeders. Ik zag dat deze hoeveelheden poeders verpakt waren in ambtshalve bekende gebruikershoeveelheden. Deze poeders werden aangetroffen in de rechter binnenzak van de jas;
- vier biljetten van 20,- euro in zijn linker jaszak.
Gezien bovenstaande vermoedden wij dat de poeders verdovende middelen waren en gezien de verpakkingen bestemd voor de verkoop.
Op 5 september 2024, om 15.45 uur, hielden wij [verdachte] aan ter zake bezit/handel in verdovende middelen en het bezit van een mes.
Op 5 september 2025, omstreeks 16.15 uur, deden wij onderzoek naar de jas van [verdachte] . Wij keken in de jas en zagen in totaal:
- 13 zakjes wit poeder, bruto gewicht 4 gram;
- 7 zakjes bruin poeder, bruto gewicht 62 gram.
Van deze poeders zijn afzonderlijke indicatieve testen uitgevoerd onder bvhnr:
2024145433-9 / 2024145433-10
Goederen
Goednummer: PL2300-2024145433-1736248
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Steekwapen (Mes)
Kleur: Zwart
Goednummer: PL2300-2024145433-1736270
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: Poeders
Aantal: 7 stuks
Totale hoeveelheid: 62 g
Kleur: Bruin
Inhoud/specificatie: Poeders bruin 62 gr bruto
Goednummer: PL2300-2024145433-1736275
Categorie omschrijving: Medicamenten/hulpmiddelen
Object: Poeders
Aantal: 13 stuks
Verpakking: Zak plastic
Totale hoeveelheid: 4 g
Bijzonderheden: 13 zak plastic met wit poeder, 4 gram bruto
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, proces-verbaalnummer 240909-408-942, opgemaakt d.d. 12 september 2024, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]:
BVH-nummer: 2024145433
Betreft: Proces-verbaal forensisch onderzoek aan onderzoeksitems Identificatieonderzoek – NFiDENT
Wij, verbalisanten, verklaren het volgende:
Op 11 september 2024 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek verricht aan aangeboden onderzoeksitems in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
De volgende onderzoeksitems zijn aangeboden voor onderzoek:
Uniek Voorwerp Nummer: AARP5431NL
BVH Goednummer: G1736270
Object omschrijving: Zeven transparante kunststof verpakkingen die wij op uiterlijke kenmerken en gewicht gesplitst hebben in 3 groepen
Kleur: Bruin
Aantal: 7
Uniek Voorwerp Nummer: AARP5430NL
BVH Goednummer: G1736275
Object omschrijving: 13 bolletjes, waarvan er één leeg was. De 12 bolletjes hebben wij op basis van het gewicht gesplitst in 2 groepen.
Kleur: Wit
Aantal: 13
Bij het onderzoek aan vermoedelijke verdovende middelen werden de onderzoeksitems beschreven, de hoeveelheid bepaald en monsternames uitgevoerd.
Onderzoek - afsplitsingen
Zeven transparante kunststof verpakkingen die wij op uiterlijke kenmerken en gewicht gesplitst hebben in 3 groepen (AARP5431NL)
De volgende onderzoeksitems zijn in het onderzoek afgenomen:
Uniek Voorwerp Nummer: AAQX1393NL
Object omschrijving: Vier transparante kunststof bolletjes met daarin bruin gekleurd poeder en brokjes
Kleur: Bruin
Aantal: 4
Brutogewicht: 9,55 gram
Nettogewicht: 8,55 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AAQX1392NL
Object omschrijving: Twee transparante kunststof bolletjes met daarin bruin gekleurd poeder en brokjes
Kleur: Bruin
Aantal: 2
Brutogewicht: 9,66 gram
Nettogewicht: 9,08 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AAQX1391NL
Object omschrijving: Open transparant kunststof zakje met daarin bruin gekleurd poeder en
brokjes
Kleur: Bruin
Aantal: 1
Brutogewicht: 39,86 gram
Nettogewicht: 38,59 gram
13 bolletjes, waarvan er één leeg was. De 12 bolletjes hebben wij op basis van het gewicht gesplitst in 2 groepen. (AARP5430NL)
De volgende onderzoeksitems zijn in het onderzoek afgenomen:
Uniek Voorwerp Nummer: AAQX1394NL
Object omschrijving: Tien transparante kunststof bolletjes met daarin wit gekleurd poeder en brokjes
Kleur: Wit
Aantal: 1
Brutogewicht: 1,66 gram
Nettogewicht: 0,86 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AAQX1395NL
Object omschrijving: Twee transparante kunststof bolletjes met daarin wit gekleurd poeder en brokjes
Kleur: Wit
Aantal: 1
Brutogewicht: 0,82 gram
Nettogewicht: 0,62 gram
4.
Het rapport NFiDENT, opgemaakt d.d. 11 september 2024, zaaknummer 2024.09.11.128 (aanvraag 001), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van rapporteur ing. [onderzoeker] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse:
Datum ontvangst: 11 september 2024
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie
De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
- Kenmerk: AAQX1394NL
- Omschrijving FO: poeder en brokvormig, wit, uit 0,86 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
- Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie
Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
5.
Het rapport NFiDENT, opgemaakt d.d. 11 september 2024, zaaknummer 2024.09.11.128 (aanvraag 002), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van rapporteur ing. [onderzoeker] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse:
Datum ontvangst: 11 september 2024
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie
De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
- Kenmerk: AAQX1395NL
- Omschrijving FO: poeder en brokvormig, wit, uit 0,62 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
- Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie
Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
6.
Het rapport NFiDENT, opgemaakt d.d. 11 september 2024, zaaknummer 2024.09.11.128 (aanvraag 003), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van rapporteur ing. [onderzoeker] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse:
Datum ontvangst: 11 september 2024
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie
De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
- Kenmerk: AAQX1393NL
- Omschrijving FO: poeder en brokvormig, bruin, uit 8,55 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: twee
- Conclusie: bevat heroïne
Aanvullende informatie
Heroïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
7.
Het rapport NFiDENT, opgemaakt d.d. 11 september 2024, zaaknummer 2024.09.11.128 (aanvraag 004), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van rapporteur ing. [onderzoeker] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse:
Datum ontvangst: 11 september 2024
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie
De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
- Kenmerk: AAQX1392NL
- Omschrijving FO: poeder en brokvormig, bruin, uit 9,07 (
- Conclusie: bevat heroïne
Aanvullende informatie
Heroïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
8.
Het rapport NFiDENT, opgemaakt d.d. 11 september 2024, zaaknummer 2024.09.11.128 (aanvraag 005), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van rapporteur ing. [onderzoeker] , NFI-deskundige forensische drugsanalyse:
Datum ontvangst: 11 september 2024
Vraagstelling
Bevat het materiaal amfetamine, cocaïne, heroïne, metamfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie
De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
- Kenmerk: AAQX1391NL
- Omschrijving FO: poeder en brokvormig, bruin, uit 38,59 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
- Conclusie: bevat heroïne
Aanvullende informatie
Heroïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
9.
Het omschrijvingsproces-verbaal relaterende een onderzoek aan de op pagina nr. 1 van dit proces-verbaal vermeldde voorwerp, opgemaakt d.d. 5 september 2024, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 7]:
Op 5 september 2024 werd door mij een onderzoek ingesteld naar het op die dag te Maastricht in beslaggenomen voorwerp dat mij ter beschikking werd gesteld.
Omschrijving wapen
Ik zag dat:
* het wapen een opvouwbaar mes betrof;
* het heft van het mes zwart van kleur was;
* het mes 1 snijkant had;
* na meting het mes, opgevouwen, een lengte van 11 centimeter had;
* na meting het mes, uitgevouwen, een lengte van 20 centimeter had;
* na meting het lemmet een lengte van 9 centimeter had;
* het mes geschikt was om ermee te snijden en/of te steken.
Aanduiding voorwerp
Gelet op de aard van het voorwerp en/of de omstandigheden zoals benoemd in het dossier van deze zaak, ben ik van mening dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voorwerp voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie IV sub 7 van de Wet Wapens en Munitie. Dit voorwerp valt niet onder een van de andere categorieën van die wet.
Tenlastelegging
Artikel 27 lid 1 Wet Wapens en Munitie juncto artikel 54 Wet Wapens en Munitie.
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
In lijn met de beslissing van de politierechter overweegt het hof als volgt.
Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 5 september 2024 in Maastricht hoeveelheden van materialen bevattende heroïne en cocaïne aanwezig heeft gehad. Gelet daarop komt het hof tot een bewezenverklaring van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat uit de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder in het bijzonder de hoeveelheid drugs die de verdachte aanwezig had, de verpakking daarvan in kleine gebruikershoeveelheden en het rondfietsen daarmee door de stad, blijkt dat sprake is van een dealerindicatie. Gelet daarop is het hof met de politierechter van oordeel dat de verdachte een mes bij zich droeg met de kennelijke bedoeling om de handelsvoorraad drugs te beschermen tegen bijvoorbeeld een ripdeal en/of betaling af te dwingen. Daarmee acht het hof bewezen dat het mes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, zoals onder 2 ten laste is gelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, ten aanzien daarvan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte in relatie staat tot de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Daarnaast leiden de handel in en het gebruik van harddrugs veelal tot zeer ernstige vormen van criminaliteit. Gebruikers trachten hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde overweegt het hof dat het voorhanden hebben van het mes zich afspeelde in de drugsscene. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen is verwerpelijk, omdat algemeen bekend is dat in die omgeving vaak naar dergelijke voorwerpen wordt gegrepen bij conflicten en dit niet zelden leidt tot ernstige gevolgen.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
16 januari 2025 en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit genoemd Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte vóór het begaan van de onderhavige feiten in 2023 door de Belgische rechter onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van “strafbare feiten in verband met illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren die niet louter voor eigen persoonlijk gebruik zijn bestemd”, zodat sprake is van recidive.
Bij de beslissing omtrent de aard en omvang van de op te leggen straf heeft het hof kennis genomen van de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. De indicatie voor het dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende minder dan een maand, met enige regelmaat is: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bij e-mail d.d. 24 september 2024 is namens de verdachte als grief tegen het vonnis van de politierechter opgegeven dat deze een kale gevangenisstraf heeft opgelegd zonder een voorwaardelijk deel terwijl het essentieel voor de verdachte is en wenselijk ter voorkoming van recidive dat hij hulp, ondersteuning en toezicht van de reclassering krijgt. Echter is bij het hof ook ingekomen een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering d.d. 6 februari 2025, opgemaakt in de strafzaak met parketnummer
20-000554-24, waarin wordt geadviseerd het reclasseringstoezicht in die zaak voortijdig te beëindigen. Reden hiervoor is dat de verdachte zich niet houdt aan de in die zaak door het hof opgelegde bijzondere voorwaarden, dat er geen contact meer met hem is en dat de reclassering geen mogelijkheden ziet voor gedragsverandering en risicobeperking, ook niet na een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de in die zaak opgelegde voorwaardelijke straf. Gezien de inhoud van dit reclasseringsadvies ligt de oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een proeftijd en bijzondere voorwaarden niet in de rede.
Alles afwegende acht het hof het met de politierechter passend en geboden aan de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die hij in deze zaak in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op de aard en omstandigheden van de onder 2 bewezenverklaarde overtreding komt het hof ten aanzien van dat feit tot de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 225,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De onder de verdachte inbeslaggenomen harddrugs, met betrekking tot welke het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Voorlopige hechtenis
Bij beschikking d.d. 24 oktober 2024 is door het hof in deze zaak de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 31 oktober 2024 onder voorwaarden, onder andere dat de verdachte gehoor zal geven aan alle oproepingen van politie en justitie. Echter is de verdachte ter terechtzitting d.d. 17 maart 2025 waarop deze zaak inhoudelijk werd behandeld zonder opgave van redenen niet verschenen. Daarbij komt dat het hof uit het advies van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering d.d. 6 februari 2025, opgemaakt in de strafzaak met parketnummer 20-000554-24, is gebleken dat de verdachte in die zaak opgelegde bijzondere voorwaarden niet naleeft. Onder deze omstandigheden ziet het hof zich genoodzaakt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen, welke beslissing door het hof afzonderlijk zal worden geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.