Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- is de verdachte vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 03/721498-14 onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde en van het hem in de zaak met parketnummer 03/702525-15 onder 1 tenlastegelegde;
- is het in de zaak met parketnummer 03/721498-14 onder 1 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03/702525-15 onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde bewezenverklaard;
- zijn die feiten telkens gekwalificeerd als “medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is”;
- is de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en is aan hem opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest;
- zijn de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] in de vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, waarbij ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 4] is bepaald dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.280,03 en is voor datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
- zijn de onder de verdachte inbeslaggenomen aanmaakblokjes (5 stuks) verbeurdverklaard en is de teruggave gelast van de inbeslaggenomen iPhone aan de verdachte.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
€ 4.280,03 (vierduizend tweehonderdtachtig euro en drie cent), bestaande uit vergoeding van materiële schade, en bepaalt dat de verdachte met zijn mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, zodat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader de schade vergoedt, ook de ander daardoor bevrijd zal zijn van zijn betalingsverplichting;
€ 4.280,03 (vierduizend tweehonderdtachtig euro en drie cent), bestaande uit materiële schadevergoeding, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 52 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;