1.5.Conclusie / beantwoording
(…)
Bij het ingestelde onderzoek werden fotografische opnamen gemaakt, welke zijn opgenomen in de als bijlage gevoegde en van dit proces-verbaal deel uitmakende fotomap, met 32 foto’s en navolgende toelichtingen.
Foto 01 - 02: Het wegverloop en de weginrichting van de [locatie] bij de nadering van de plaats van het ongeval (…).
Ter hoogte van de eerste spooraftekeningen staat aan de rechterzijde tussen de geleiderail een verkeersbord conform model A1 met een snelheid van 70 kilometer per uur. Circa 100 meter voorbij aan dit verkeersbord is een verkeersbord conform G4 geplaats met een wit onderbord “300m”.
Foto 03-15: Het sporenbeeld op het wegdek van rijstrook 2 van de [locatie]
Tussen hectometerpaal 24,9 en 25,0 zag ik de eerste twee bandensporen op nagenoeg het midden van de rijstrook. In het linker bandenspoor was een krasspoor in het wegdek zichtbaar.
Voorbij aan deze twee bandensporen en het krasspoor waren diverse bandensporen en krassporen van de uitloopbeweging van beide voertuigen zichtbaar tot aan de aangetroffen eindposities.
Ter hoogte van hectometerpaal 25,0 waren er diverse vloeistofsporen zichtbaar op de rechter geleiderail en motorvangplank.
Vanaf de vloeistofsporen zijn er op het wegdek zwarte veegsporen zichtbaar.
Op rijstrook 2 lagen diverse af- c.q. losgebroken voertuigdelen verspreid.
Foto 16 - 21: Het schade- en sporenbeeld aan de betrokken Renault.
De Renault vertoonde een recente deukschade aan de rechterhoek voor en aan de motorkap. Voornamelijk de linkerflank, het dak en het complete interieur vertoonde brandschade. De rechter A-stijl was verbogen nabij de dakrand. De banden linksvoor, linksachter en rechtsachter waren optisch op druk.
De Renault stond op circa 55 meter voorbij aan de twee bandensporen met het krasspoor.
Foto 22 - 32: Het schade- en sporenbeeld aan de betrokken Opel.
De Opel vertoonde een recente deukschade aan de linkerflank achter en aan de achterzijde. Hierbij was linkerzijde door een externe kracht richting de voorzijde van het voertuig gedrukt. Van de Opel was enkel de linker voorzijde nog intact en vertoonde rondom brandschade.
De Opel stond op circa 87 meter voorbij aan de twee bandensporen met het krasspoor.
Gelet op de schadebeelden aan beide voertuigen is de Renault met de rechterzijde voor in botsing gekomen met de linker achterzijde van de Opel en hebben de voertuigen dezelfde rijrichting gevolgd. (…)
6.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 24 april 2022, dossierpagina’s 83-84, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 23 april 2022 omstreeks 23.50 uur reed ik als bijrijder in de Opel Calibar voorzien van Duits kenteken [kenteken 2] over de [locatie] te Kerkrade. Mijn vriend [slachtoffer 2] trad op als bestuurder. Wij reden komende uit de richting van Brunssum en naderden de rotonde Avantis. Aangekomen bij vrijwel het einde van de autoweg [locatie] naderden wij de naar links gaande bocht voor de rotonde. We reden op dat moment circa 100 kilometer per uur. Ik merkte dat [slachtoffer 2] de auto netjes en gematigd afremde en wij vaart minderden. Vanaf dat moment ging het licht letterlijk bij mij uit.
7.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 19 juni 2022, dossierpagina’s 88-89, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord slachtoffer
M: Mededeling verbalisant
V: Hoe gaat het nu, circa 2 maanden later, met u?
A: Ik heb nog steeds overal pijn; aan mijn beide handen, mijn rug en mijn 7 gebroken ribben. Hierdoor slik ik ook nog dagelijks medicatie om de pijn enigszins draaglijk te maken.
V: Hoe lang heeft u nog in het ziekenhuis gelegen?
A: Ik heb circa 3 à 4 weken in het ziekenhuis gelegen. (…)
V: Bent u momenteel weer aan het werk?
A: Nee, helaas nog steeds niet. Ik werk als verwarmingsinstallateur, maar dat is door alle pijn nog niet mogelijk.
V: Hebben ze u iets gezegd over het herstel?
A: Met name de gebroken ribben vormen een probleem. Hier is weinig aan te doen. Het herstel kan één maand, maar ook een half jaar in beslag nemen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 24 april 2022, dossierpagina’s 79-80, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 23 april 2022 reed ik met mijn vriend [slachtoffer 1] in mijn auto. Ik reed over de [locatie] komende uit de richting van Brunssum. Ter hoogte van Avantis voelde ik plots een harde klap.
9.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 14 juni 2022, dossierpagina’s 81-82, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord slachtoffer
M: Mededeling verbalisant
V: Hoe is het nu met u?
A: Ik heb na het ongeluk nog enkele weken last gehad van mijn rug en tevens van heftige hoofdpijn. Voor mijn rug gebruik ik ook nog steeds pijnstillende medicatie. Verder heb ik met name mijn handen verbrand en heb daar dus ook best veel pijn aan gehad. (…) Sinds vorige week ben ik weer langzaam begonnen op mijn werk. Ik heb er dus ruim 6 weken uitgelegen. (…)
10.
Een schriftelijk bescheid, te weten een medisch overzicht van het Zuyderland Medisch Centrum betreffende [slachtoffer 2] d.d. 16 augustus 2023, voor zover inhoudende:
(…) 24.04.2022 (…) [slachtoffer 2]
Conclusie: Commotio cerebri na hoogenergetisch trauma.
11.
Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van het Zuyderland Medisch Centrum betreffende [slachtoffer 1] d.d. 25 april 2022, voor zover inhoudende:
Betreft : De heer [slachtoffer 1] (…)
Bovengenoemde patiënt werd via de SEH opgenomen met:
1. ribfracturen 5 t/m 9 links unifocaal onverplaatst
2. pneumothorax wv drain
3. brandwonden gelaat 1e en op re wang klein deel opp 2e graads, tevens opp 2e graads op re hand. (…)
Conclusie
Hoog energetisch trauma waarbij ribfracturen 5 t/m 9 links unifocaal, pneumothorax, brandwonden gelaat en hand.
12.
Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van het Sint Antonius Hospital, Eschweiler, betreffende [slachtoffer 1] :
[slachtoffer 1] , geb. am [geboortedag 3] 2003
Wir berichten über den oben genannten Patienten, der sich in der Zeit vom 28.04.2022 bis 02.05.2022 in unserer stationären Behandlung befand.
Diagnosen:
Pneumothorax links
Rippenserienfraktur 5-9 links
Multiple Brandwunden Gesicht und Hand rechts
Z.n. Thoraxdrainage links
1. Grad Verbrennung Gesicht
2. Grad Verbrennung Hand (…)
13.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 april 2022, dossierpagina’s 72-78, voor zover inhoudende:
De vragen die door de verbalisant worden gesteld worden voorafgegaan door de letter V.
De antwoorden die door de verdachte op de vragen worden gegeven worden in het verhoor aangegeven door de letter A.
Een mededeling tijdens het verhoor gedaan door de verbalisant wordt aangeven door de letter M. (…)
V= Waar kwam je gisteravond vandaan?
A= Ik kwam vanaf de café [café] in Kerkrade. (…) Het was de bedoeling om na het feestje met de trein naar huis te gaan (…). Schijnbaar ben ik toch met de auto gegaan. Ik werd ik pas wakker bij de berm langs de randweg (…)
V= Wat was de route die je reed over de rijksweg [locatie] ?
A= Ik kan me helemaal niet meer herinneren hoe ik daar terecht ben gekomen. Ik dacht
dat ik in de trein zat. (…)
V= Wat heb je zoal gedronken in het café [café] ?
A= Bier. (…)
M= Het besturen van een personenauto onder invloed van alcoholische drank of andere
middelen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden is strafbaar.
V= Is je dat bekend?
A= Ja... daar sta ik voor bekend het regelmatig rijden onder invloed van alcoholische
drank. (…)
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd. Daartoe is, op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord, in de eerste plaats aangevoerd dat de verdachte geen schuld heeft als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, nu de feitelijke toedracht van de aanrijding niet kan worden vastgesteld. Subsidiair heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat er geen sprake is van letsel als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verklaringen van [slachtoffer 2] over diens letsel zouden immers geen steun vinden in enig ander bewijsmiddel. Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat diens verklaringen op onderdelen tegenstijdig zijn met de door de advocaat van [slachtoffer 1] overgelegde medische bescheiden en dat er onvoldoende aanvullend bewijs is dat die [slachtoffer 1] voor een periode van minstens vier weken arbeidsongeschikt is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of sprake is van ‘schuld’ aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 23 april 2022 op de [locatie] te Kerkrade met de rechter voorzijde van zijn auto tegen de linker achterzijde van de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden is gebotst, waarna beide auto’s in brand zijn gevlogen en volledig zijn uitgebrand. Ten gevolge van het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden lichamelijk letsel opgelopen. Zo volgt uit medische stukken dat bij [slachtoffer 2] een hersenschudding na hoogenergetisch trauma is vastgesteld en dat [slachtoffer 1] aan het incident verschillende ribfracturen, een klaplong en brandwonden aan zijn gelaat en rechterhand heeft overgehouden.
Het hof stelt bovendien vast dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde ten tijde van het ongeval. Uit een rapport van Eurofins volgt dat het bloed van de verdachte 2,12 milligram alcohol per milliliter bloed bevatte. Naar eigen zeggen wist de verdachte niet hoe hij op de plaats van de aanrijding was terechtgekomen en dacht hij dat hij in de trein zat (pagina 75 van het procesdossier), hetgeen naar het oordeel van het hof duidt op een ernstige vermindering van de cognitieve functies van de verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid, zoals ook de verdachte bekend was, dat het gebruik van alcohol – in het bijzonder in grote mate, zoals in het onderhavige geval aan de orde is – het reactievermogen vermindert, de waarneming verslechtert en ertoe leidt dat niet langer op verantwoorde wijze aan het verkeer kan worden deelgenomen.
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 42 tot en met 47 van het procesdossier stelt het hof tot slot vast dat nabij hectometerpaal 24.8 borden staan waaruit volgt dat de adviessnelheid ter plaatse 70 kilometer per uur is en dat er een bocht naar links zal volgen. Uit de verkeersongevalanalyse volgt bovendien dat tussen hectometerpaal 24.9 en 25.0 twee bandensporen op nagenoeg het midden van de rijstrook te zien waren. In het linker bandenspoor was een krasspoor in het wegdek zichtbaar. Verderop werden diverse bandensporen en krassporen van de uitloopbeweging van beide voertuigen aangetroffen tot aan de aangetroffen eindposities.
Gelet op de afbeeldingen op pagina’s 59 tot en met 67 van het procesdossier, waarop te zien is dat de auto waarin de verdachte reed aan de rechter voorzijde ernstig is beschadigd en dat ook de linker achterzijde van de auto waarin slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden ernstig is beschadigd, moet er naar het oordeel van het hof sprake zijn geweest van een aanzienlijk snelheidsverschil tussen beide auto’s ten tijde van de aanrijding en moet de impact van de botsing groot zijn geweest. De verdachte is aldus kennelijk met grote snelheid tegen de achterzijde van de auto waarin de slachtoffers zaten gereden en heeft zijn voertuig niet (tijdig) tot stilstand kunnen brengen. Nu de verdachte, terwijl het donker was, onder invloed van alcohol een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij hij kennelijk onvoldoende afstand heeft gehouden tot de auto voor hem, geen oog heeft gehad voor de naderende bocht en/of het feit dat de voertuigen voor hem mogelijk snelheid zouden kunnen minderen en niet is uitgeweken, is het hof van oordeel dat sprake is van zeer onoplettend en zeer onvoorzichtig rijgedrag aan de zijde van de verdachte.
Anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal, is het hof dan ook van oordeel dat er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Naar het oordeel van het hof is het alternatieve scenario van de verdediging, inhoudende dat [slachtoffer 2] mogelijk zeer abrupt heeft geremd waardoor de verdachte niet tijdig heeft kunnen uitwijken, dan wel dat de verdachte weliswaar heeft uitgeweken, maar door stuurbewegingen van [slachtoffer 2] alsnog tegen de achterzijde van de auto van [slachtoffer 2] is aangereden, niet aannemelijk geworden, nu dit scenario op generlei wijze steun vindt in het procesdossier.
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat er geen sprake is van letsel als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is het hof van oordeel dat ook dit verweer niet kan slagen. Het hof ziet immers geen reden om aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaringen van beide slachtoffers te twijfelen, nu deze in grote mate steun vinden in de als bewijsmiddel gebezigde medische bescheiden.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij, terwijl hij onder invloed was van alcohol, een verkeersongeval heeft veroorzaakt, ten gevolge waarvan slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lichamelijk letsel hebben opgelopen en tijdelijk verhinderd waren in de uitoefening van de normale bezigheden. Met dit gedrag heeft de verdachte zich niet alleen allerminst gedragen zoals van een bestuurder mag worden verwacht, ook heeft hij zowel psychisch als fysiek leed veroorzaakt aan de zijde van de slachtoffers, hetgeen volgt uit de namens de slachtoffers opgestelde brieven d.d. 3 februari 2025. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 november 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2020 en 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten in de sfeer van de Wegenverkeerswet 1994. Deze eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijk strafbaar feit, hetgeen het hof in strafverzwarende zin meeweegt.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De raadsvrouw van de verdachte heeft in dit verband naar voren gebracht dat de verdachte sinds kort een vaste woonplek heeft. Samen met zijn broer huurt de verdachte een woning in België. Voorts zou de verdachte zijn leven in relatief korte tijd een positieve wending hebben gegeven, reden waarom oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de verdediging onwenselijk wordt geacht.
Voorts heeft het hof zich rekenschap gegeven van de (meest recente) reclasseringsrapportage d.d. 26 november 2024, waaruit volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog, het risico op letsel als gemiddeld en het risico op onttrekken aan de voorwaarden als hoog. De reclassering ziet thans geen mogelijkheden meer voor de inzet van reclasseringsinterventies. Hoewel de reclassering nog steeds problemen ziet op het gebied van huisvesting, werk, inkomen en middelengebruik, zou de verdachte niet langer openstaan voor reclasseringsbemoeienis.
Het hof heeft tot slot acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij sprake is van zeer hoge mate van schuld en lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte ontstaat, wordt als vertrekpunt voor de op te leggen straf uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Nu de verdachte in aanzienlijke mate onder invloed van alcohol verkeerde, twee personen als gevolg van het handelen van de verdachte lichamelijk letsel hebben opgelopen en er sprake is van recidive aan de zijde van de verdachte, ziet het hof evenwel aanleiding om aan de verdachte een hogere straf op te leggen dan de straf die in de landelijke oriëntatiepunten wordt aanbevolen.
Naar het oordeel van het hof kan, ondanks hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op het vorenoverwogene en in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. Het hof ziet daarnaast, mede ter bescherming van de verkeersveiligheid, aanleiding om aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.