ECLI:NL:GHSHE:2025:661

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
20-003405-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake verkeersongeval met lichamelijk letsel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de verdachte is veroordeeld voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 30 november 2022 te Tilburg, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een fietser heeft aangereden. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de opgelegde sancties en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003405-23
Uitspraak : 25 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 december 2023, parketnummer 02-105109-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-193574-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2001,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht’ (het primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, in de zaak met parketnummer 02-193574-21, afgewezen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde primair vrijspraak bepleit en subsidiair vrijspraak van het onderdeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ bepleit. Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde (overtreding van art. 5 Wegenverkeerswet 1994) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en tevens bepleit dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, in de zaak met parketnummer 02-193574-21, zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, behalve voor wat betreft de gronden waarop dit berust (met dien verstande dat de bewijsmiddelen worden vervangen), de opgelegde sancties, de beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf (in de zaak met parketnummer 02-193574-21) en de door de rechtbank aangehaalde wetsartikelen en doet in zoverre opnieuw recht.
Voorts is het hof van oordeel dat de tweede alinea op pagina 3 van het vonnis verbetering behoeft en het hof stelt daarvoor de navolgende alinea in de plaats:
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte de kruising is opgereden, terwijl aan de overzijde van deze kruising een fietser, zijnde het slachtoffer [slachtoffer] , de weg overstak vanaf de fietsstandplaats. Dit betekent dat [slachtoffer] enige tijd in het gezichtsveld van verdachte is geweest. Desondanks is hij met een zodanige snelheid de kruising opgereden dat hij niet meer op tijd kon remmen en uitwijken voor [slachtoffer] , voor wie het verkeerslicht op groen stond.
Hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd ten aanzien van het primair tenlastegelegde behoeft geen bespreking, nu het hof zich verenigt met de bewijsoverwegingen van de rechtbank.
Bewijsmiddelen
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2022318791, gesloten d.d. 6 april 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 31, met ongenummerde fotobijlage. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het primair bewezenverklaarde heeft begaan.

1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 5 april 2023, p. 2-5, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Locatie ongeval
Datum: 30 november 2022
Omstreeks: 08:50 uur
Plaats: Tilburg
Fietsster fietste over de Spoorlaan te Tilburg, komende uit de richting van het Centraal Station en reed bij groen licht het kruispunt op. Bestuurder van de personenauto van het merk [merk auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] , reed op de Heuvelring, komende uit de richting van de Besterdring en reed bij rood licht het kruispunt op. Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding. De fietsster raakte hierbij gewond.
Betrokken partijen/objecten
Voertuig: personenauto [kenteken] , [merk auto]
Bestuurder: [verdachte]
Voertuig: fiets
Bestuurder: [slachtoffer]

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2023, p. 9-10, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 20 december 2022 ontving ik een aanvraag forensisch onderzoek naar aanleiding van een verkeersongeval met letsel, dat had plaatsgevonden op 30 november 2022 te 08:50 uur, op de kruising NS-Plein/Spoorlaan/Heuvelring, te Tilburg. Het betrof hier een aanrijding waarbij een fiets en een personenauto van het [merk auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] met elkaar in botsing waren gekomen. De verkeersstromen op dit kruispunt werden ten tijde van dit verkeersongeval geregeld door middel van een verkeersregelinstallatie.
Uit de analyse van het faselog heb ik kunnen vaststellen dat:
- tussen 08:49:00 uur en 08:51:00 uur, op richting SG11, er één voertuig om 08:50:06.2 uur, de stopstreep was gepasseerd terwijl het verkeerslicht voor die rijrichting op dat moment rood licht uitstraalde;
- het verkeerslicht van richting 11, straalde op het moment dat detectielus d11.1 werd geactiveerd te 08:50:06.2, vanaf 08:49:59.2 uur rood licht uit. Dit houdt in dat de verkeerslantaarn van richting 11 minimaal 7,0 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat dit voertuig de stopstreep passeerde.

3. Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 14 december 2022, p. 15-16, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

Op 30 november, omstreeks 08:45 uur, ben ik aangereden op de Spoorlaan kruising met het NS-Plein en de Heuvelring te Tilburg. Ik reed over de Spoorlaan in de richting van het centrum. Ik reed op de fiets. Toen ik aankwam bij de verkeerslichten op de kruising Spoorlaan met het NS Plein en de Heuvelring moest ik stoppen omdat het verkeerslicht voor mij op rood stond. Na ongeveer 10 a 15 seconden werd het groen en ben ik gaan rijden. Aan de aanrijding heb ik een bloeding rechtsachter in mijn hoofd en een scheurtje in mijn schedel aan de linkerzijde van mijn hoofd opgelopen. Ik heb mijn werk nu al twee weken niet kunnen uitvoeren. Ik heb nu nog altijd veel last van hoofdpijn, een stijve nek en mijn linkerknie. Dat is vermoedelijk een kneuzing, waar ik fysiotherapie voor moet gaan krijgen. Ik heb er nu nog geen zicht op wanneer ik weer kan gaan werken. Ik verwacht dat dit nog enkele weken kan gaan duren.

4. Een geschrift, te weten een brief van de Spoedeisende Hulp d.d. 30 november 2022, p. 17-20, voor zover inhoudende de verklaring van [naam] , chirurg in opleiding:

Betreft: [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 1991
Geachte collega,
Op 30-11-2022 zag ik bovengenoemde patiënt op de Spoedeisende Hulp.
Reden van komst: meervoudig trauma
Conclusie:
Bovengenoemde patiënt presenteert zich op de SEH ivm ongeval fiets vs auto. De volgende problemen werden alhier geconstateerd:
1. Epiduraal hematoom hoog frontaal rechts
2. Multipele excoriaties

5. De eigen waarneming van het gerechtshof van de tot het procesdossier behorende camerabeelden, zoals die zijn bekeken in raadkamer:

Het hof neemt op de camerabeelden die op 30 november 2022 zijn gemaakt van het incident op de Spoorlaan onder meer het navolgende waar:
Er komt een personenvoertuig (
het hof begrijpt: waarvan de verdachte bestuurder was) in beeld gereden. De middelste rijbaan is afgezet en het personenvoertuig rijdt op de meest rechtse rijbaan. Met onverminderde snelheid passeert dit voertuig het rode verkeerslicht en rijdt de kruising op.

6. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 21 november 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

Ik ben bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. Ik reed in de auto, kwam gereden vanuit het NS-plein en ging richting de Spoorlaan
(het hof begrijpt: op 30 november 2022 te Tilburg). Het klopt dat aan de overzijde van de kruising een fietspad ligt en dat daar de aanrijding heeft plaatsgevonden. Het verkeerslicht voor rechtdoor was naar rechts gezet. Ik ben door rood gereden. U houdt mij voor dat ik wel had gezien dat de verkeerssituatie was veranderd. Dat klopt.
Op te leggen sancties
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen in het verkeer waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] lichamelijk letsel is toegebracht, waardoor zij enige weken haar werk niet heeft kunnen uitoefenen. Hij is met een personenauto met onverminderde snelheid op een kruising afgereden, terwijl sprake was van een gewijzigde verkeerssituatie. De verdachte negeerde hierbij een rood verkeerslicht, reed de kruising op en had vervolgens onvoldoende aandacht voor het kruisende fietsverkeer. Met dergelijk weggedrag heeft de verdachte naar het oordeel van het hof onverantwoorde risico’s genomen.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 november 2024, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van verkeersovertredingen. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Daarnaast heeft het hof voor de bepaling van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of, en zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. Bij aanmerkelijke schuld aan een ongeval met lichamelijk letsel waardoor tijdelijke ziekte in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat en er geen sprake is van alcoholgebruik wordt een geldboete van € 1.000,00 en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden als vertrekpunt genomen.
Al het vorenstaande afwegende ziet het hof aanleiding om in deze zaak bij dit vertrekpunt ten aanzien van de hoofdstraf aan te sluiten en derhalve zal het hof aan de verdachte een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, opleggen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen. Hoewel, zoals hiervoor uiteengezet, een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als vertrekpunt wordt genomen, ziet het hof in hetgeen in hoger beroep met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aan de orde is gekomen, evenwel aanleiding te bepalen dat deze bijkomende straf voorwaardelijk dient te worden opgelegd. Gelet op de meerdere verkeersovertredingen op het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte en de omstandigheid dat de bijkomende straf geheel voorwaardelijk zal worden opgelegd, acht het hof een ontzegging voor langere duur passend en geboden. Derhalve zal het hof een voorwaardelijke ontzegging om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, opleggen.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 5 november 2021 onder parketnummer 02-193574-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde sancties en de beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-193574-21, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 november 2021, parketnummer 02-193574-21, te weten een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 25 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Platschorre is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.